[127] Hoe te gebruiken
voor handig gebruik
Geheugen
U kunt maximaal 3 veelgebruikte functies of apparaatinstellingen registreren in het
apparaat, en maximaal 4 (M1 tot en met M4) in de geheugenkaart. U kunt de
instellingen eenvoudig oproepen met de functiekeuzeknop.
1. Stel het apparaat in op de instelling die u wilt registreren.
2. MENU →
Items die kunnen worden geregistreerd
Opnamefunctie
Diafragma (F-getal)
Sluitertijd
Camera- instellingen
Optische-zoomvergroting
Geregistreerde instellingen oproepen
Zet de functiekeuzeknop in de stand MR.
Druk daarna op de rechter/-linkerkant van het besturingswiel om het gewenste
geheugennummer te selecteren.
U kunt alleen M1 tot en met M4 kan selecteren wanneer een geheugenkaart in
het apparaat is geplaatst.
Geregistreerde instellingen veranderen
Verander de instelling naar de gewenste instelling en registreer deze instelling
onder hetzelfde functienummer.
Opmerking
Programmaverschuiving kan niet worden geregistreerd.
De opnamefuncties gebruiken
(Camera- instellingen) → [Geheugen] → gewenst nummer.
De opnamefuncties aanpassen