Normaal:
Stelt de AF-volgduur in op normaal. Deze functie is handig wanneer u een
bepaald onderwerp scherpgesteld wilt houden terwijl er enkele obstakels voor het
onderwerp staan, of op drukbezochte plaatsen.
Opmerking
Als [
Opname-instell.] is ingesteld op [120p]/[100p], kan [
volg.] niet worden gebruikt.
[82] Hoe te gebruiken
Belicht.comp.
Uitgaande van de belichtingswaarde die is ingesteld door de automatische
belichtingsfunctie, kunt u het gehele beeld helderder of donkerder maken als u
[Belicht.comp.] verandert naar de pluskant respectievelijk de minkant
(belichtingscompensatie). Normaal gesproken wordt de belichting automatisch
ingesteld (automatische belichting).
(Belicht.comp.) op het besturingswiel → druk op de linker-
1.
/
/rechterkant van het besturingswiel of draai het besturingswiel en selecteer
het gewenste belichtingsbereik.
Bij gebruik van [Slim automatisch] of [Superieur automat.], kunt u het
instellingenscherm afbeelden voor [Creatief met foto's] door op
te drukken.
U kunt de belichting instellen binnen een bereik van –3,0 EV tot +3,0 EV.
Opmerking
U kunt voor bewegende beelden de belichting instellen binnen een bereik van
−2,0 EV tot +2,0 EV.
Als u een onderwerp opneemt in uiterst heldere of donkere omstandigheden, of
wanneer u de flitser gebruikt, kunt u mogelijk geen bevredigend resultaat
bereiken.
Als u [Handm. belichting] gebruikt, kunt u de belichting alleen compenseren als
[ISO] is ingesteld op [ISO AUTO].
De opnamefuncties gebruiken
Gevoel. AF-
Belichting instellen
/