Opties Motion-modus
•
Relative motion (RM)
Dit is de standaard Motion-modus. In deze modus wordt de
kaart tijdens de vaart bijgewerkt, zodat uw boot altijd op dezelfde
plaats op het scherm wordt getoond.
•
True Motion (TM)
In deze modus blijft de kaartweergave statisch. De verplaatsing
van uw boot wordt getoond naarmate de vaart vordert. Als de
positie van de boot de rand van het scherm nadert, wordt de
kaart opnieuw getekend om te tonen wat er voor u ligt.
Opmerking:True Motion kan niet worden geselecteerd als de
oriëntatie is ingesteld op Head Up.
•
Relative Motion met vaartuig-offset
In de Relative Motion modus hebt u de keuze de positie van uw
boot te specificeren in verhouding met de kaartweergave.
56
4.11 Kaartdetails
De manier waarop de mate van detail en elementen op de kaart
getoond worden, kan worden gewijzigd. Bijvoorbeeld: u wilt
misschien bepaalde elementen verbergen als er in een klein
geografisch gebied veel objecten weergegeven worden.
Tonen/verbergen van waypoints, routes en tracks
Er is een aantal opties om verschillende aspecten van de waypoint-
, route- en trackinformatie te tonen of te verbergen.
Tonen of verbergen van waypoints per groep of symbool
1. Druk op de PRESENTATION-softkey.
2. Druk op SHOW/HIDE WAYPOINTS.
3. Switch tussen SYM en GROUP op de SHOW BY-softkey.
4. Selecteer de betreffende groep en switch de instelling naar
SHOW of HIDE op de ON CHART-softkey.
Tonen of verbergen van waypointnamen
1. Druk op de PRESENTATION-softkey.
2. Druk op SHOW/HIDE WAYPOINTS.
3. Switch naar de gewenste instelling op de WAYPOINT NAME-
softkey.
Tonen of verbergen van waypoint-indexnummers
1. Druk op de ROUTES-softkey.
2. Druk op SHOW/HIDE ROUTES.
3. Switch de instellingen met de WAYPOINT INDEX-softkey.
Tonen of verbergen van routes en tracks
1. Markeer een route of track en druk op de HIDE-softkey.
A-Serie display - Gebruikershandleiding