•
Navigatiefuncties worden opgeschort en er kunnen geen
nieuwe GOTO- of routefuncties worden geselecteerd.
•
Motion mode op de kaartapplicatie verandert in Autorange om
de grootst mogelijke kaartschaal te tonen waarop zowel de MOB
als uw boot zichtbaar is.
•
Huidige positie tot MOB-positie wordt op het scherm
vertegenwoordigd door een stippellijn.
Opmerking:Om een MOB-positie te verkrijgen, dient uw A-Serie
display een GPS-positiebepaling te hebben.
Cancelen van een MOB-alarm
1. Houd de WPTS/MOB-toets vier seconden ingedrukt.
Zodra het MOB-alarm afgebroken is:
•
wordt de Motion-modus van de kaartapplicatie gereset.
•
wordt de databalk-modus gereset.
•
GOTO- en routefuncties worden teruggezet.
Alarmen
Alarmen worden gebruikt om u te waarschuwen voor gevaar of voor
een bepaalde situatie. Als er een alarm klinkt, verschijnt op het
scherm een berichtenvenster dat de oorzaak van het alarm geeft.
Cancelen van een alarm
Er zijn twee typen alarmen: systeem en extern.
28
•
Systeemalarmen worden geïnitieerd door A-Serie applicaties,
d.w.z. de kaart of de fishfinder. Als u een systeemalarm cancelt,
cancelt de A-Serie het alarm en maakt overeenkomstige
wijzigingen in de applicatie die het alarm geïnitieerd heeft. Als
bijvoorbeeld de kaartapplicatie een aankomstalarm geeft, start
de navigatie naar het volgende waypoint als u het alarm cancelt.
•
Externe alarmen worden geïnitieerd door apparatuur die op uw
A-Serie systeem is aangesloten, maar die geen deel uitmaakt
van het systeem, b.v. AIS. Als u een extern alarm cancelt, stopt
het alarm maar wordt er geen verdere actie ondernomen.
Beide typen alarmen worden op dezelfde manier gecanceled.
Cancelen van een alarm
1. Druk op de ACKNOWLEDGE-softkey.
Zie ook
U kunt de alarmtypen en instellingen voor uw display configureren.
Zie
Alarm Setup Menu op pagina
137.
A-Serie display - Gebruikershandleiding