INSTRUCTIES VOOR HET TANKEN – BENZINEVOERTUIGEN
Zie Algemene waarschuwingen op pagina 19.
ý
GEVAAR
• Draai de contactsleutel op UIT alvorens te tanken.
• Giet nooit benzine in de tank wanneer de motor warm is of nog draait.
• De benzinepomp moet geaard zijn, om elektrische vonkvorming door statische elektriciteit te voor-
komen. Indien de pomp niet geaard is, moet het voertuig voor en tijdens het tanken aan de pomp
geaard worden.
• Als het voertuig uitgerust is met een kap tegen slecht of warm weer, zorg er dan voor dat de brand-
stoftank goed ontlucht is zoals afgebeeld (Figuur 37).
• Om brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste benzine opruimen voordat u het voertuig
gebruikt.
ý
VOORZICHTIG
• Vul de benzinetank nooit hoger dan 2,5 cm (1 in) onder de bovenrand, om ruimte te laten voor uit-
zetting. Mors geen brandstof.
OPMERKING: Vermijd het gebruik van geoxideerde brandstof of met alcohol gemengde brandstof. Voertuigen
die voor langere tijd worden opgeslagen, moeten op de aangegeven manier op deze opslag wor-
den voorbereid. Zie Benzinevoertuig voorbereiden op langdurige opslag op pagina 41.
NAAR
CARBURATEUR
VENTIELSLANGEN
Figuur 37 Brandstoftank – DS Villager 4
DS Villager 4:
1. Hef de zitting van de bestuurder op en verwijder deze.
2. De brandstoftank bevindt zich aan de passagierskant van het voertuig (Figuur 37). Verwijder de dop en vul
de tank uitsluitend met verse, loodvrije benzine. Zie VOORZICHTIG en OPMERKING hierboven.
3. Plaats de dop weer op de tank. Controleer of de dop goed vastzit.
4. Zet de zitting weer op zijn plaats.
Alle overige voertuigen:
1. Verwijder de brandstofdop die zich op het zijpaneel aan de passagierskant bevindt, en vul de tank uitsluitend
met verse, loodvrije benzine. Zie VOORZICHTIG en OPMERKING hierboven.
2. Plaats de dop weer op de tank. Controleer of de dop goed vastzit.
Pagina 58
Handleiding voor de eigenaar van een transportvoertuig van 2007
VENTIEL
AFSLUITER
BENZINETANK
Instructies voor het tanken – benzinevoertuigen