Configuratie
Instelling
- - -
STOP
FAULT (storing)
WARNING (waarschuwing)
NOTE (opmerking)
SAMPLER FILL (sampler
vullen)
SAMPLER EMPTY (sampler
leeg)
SAMPLER ERROR
(samplerfout)
SYNC
70
Tabel 19 Instellingen RELAY (relais)
Beschrijving
Geen instelling
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer de analyser wordt
gestopt.
Opmerking: Stand-by op afstand
schakelt het relais niet in.
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer er een systeemstoring
optreedt (normaal bekrachtigd
relais).
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer er een waarschuwing
optreedt (normaal bekrachtigd
relais).
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer een melding wordt
opgeslagen in het foutenarchief.
Het relais wordt ingeschakeld
vanaf het begin van de vultijd van
de sampler tot het einde van de
monsterinjectie. Het relais regelt
de sampler.
Het relais wordt gedurende
5 seconden ingeschakeld nadat
het omkeren van de
monsterpomp is voltooid. Het
relais regelt de sampler.
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer er een BioTector-
samplerfout optreedt.
Het relais is ingesteld op een
synchronisatierelais. Een
synchronisatierelais wordt
gebruikt om de analyser te
synchroniseren met externe
regelapparaten.
Instelling
Beschrijving
ZERO CAL
Het relais wordt ingeschakeld
(nulkalibratie)
wanneer de handbediende klep
wordt geopend tijdens een
nulkalibratie of nulcontrole.
CAL SIGNAL (kal-
Het relais wordt ingeschakeld
signaal)
wanneer een nulpunt- of span-
kalibratie of een nulpunt- of
span-controle wordt gestart.
STREAM (stroom)
Het relais wordt ingeschakeld
1–3
wanneer de monsterinlaatklep
wordt geopend.
MANUAL
Het relais wordt ingeschakeld
(handmatig) 1–3
wanneer de handbediende klep
wordt geopend.
SAMPLE STATUS
Het relais wordt ingeschakeld als
(monsterstatus) 1-3
er geen monster is of als de
kwaliteit van het monster lager is
dan 75% (standaard) voor
stroom 1 of 2. Als er bijvoorbeeld
veel luchtbellen in de
stroom/handmatige momentaan
monsterslangen zitten.
STM ALARM 1-3
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer een geselecteerde
alarmconditie optreedt. De
alarmvoorwaarden worden
ingesteld op het scherm ALARM
PROGRAM (alarmprogramma) .
Zie de volgende stap 2.
CO2 ALARM (CO2-
Het relais wordt ingeschakeld
alarm) 1-3
wanneer er een CO2 ALARM
(CO2-alarm) optreedt voor
stroom 1 of 2. Zie de volgende
stap 2.
4-20mA CHNG (wijz.
Het relais is ingesteld op een
4-20 mA)
4-20 mA-schakelvlagrelais. Het
relais wordt gedurende
10 seconden ingeschakeld
wanneer door een nieuw
resultaat op een monsterstroom
een analoge outputwaarde
wijzigt.
4-20mA CHNG (wijz.
Het relais is ingesteld op een
4-20 mA) 1–3
4-20 mA-schakelvlagrelais voor
een specifieke monsterstroom
(1-2). Het relais wordt gedurende
10 seconden ingeschakeld
wanneer door een nieuw
resultaat op stroom 1 of 2 een
analoge uitgangswaarde wijzigt.