Configuratie
7.9 Configureren van de analoge uitgangen
66
Stel in wat wordt weergegeven op elke 4-20 mA-uitgang, het volledige schaalbereik van
elke 4-20 mA-uitgang en wanneer elke 4-20 mA-uitgang verandert. Stel het
storingsniveau in voor de 4-20 mA-uitgangen.
Nadat de analoge uitgangen zijn geconfigureerd, voert u een 4-20 mA-uitgangstest uit om
te controleren of de juiste signalen door het externe apparaat worden ontvangen.
Raadpleeg de instructies in de handleiding Onderhoud en probleemoplossing.
1. Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > COMMISSIONING (ingebruikname) >
4-20mA PROGRAM (4-20mA-programma).
2. Selecteer OUTPUT MODE (uitgangsmodus).
3. Selecteer een optie.
•
DIRECT (standaard)–Raadpleeg
Configureer elk kanaal (4-20 mA-uitgang) om een gespecificeerde stroom
(STREAM (stroom) 1) en het resultaattype (bijv. TOC) weer te geven.
•
BASIC (basis) - De 4-20 mA-uitgangen (kanalen 1-4) die zijn ingesteld om
STREAM (stroom) 1 weer te geven, tonen ook de nul- en
meetbereikkalibratie-/controleresultaten. Raadpleeg
te configureren.
•
STREAM MUX (stroom MUX) –Raadpleeg
configureren. De instelling voor CHANNEL (kanaal) 1 kan niet worden gewijzigd.
Configureer kanalen 2 t/m 4 (4–20 mA Outputs 2 t/m 4 ) zo dat elk kanaal één
resultaattype weergeeft (bijv., TOC). De 4-20 mA-uitgangen kunnen maximaal
35 resultaten weergeven. Zie 4-20 mA-uitgangsmodi in de geavanceerde
configuratiehandleiding voor meer informatie.
•
FULL MUX (volledige mux) : Zie
De instellingen van CHANNEL (kanaal) 1-4 kunnen niet worden gewijzigd. Er
worden geen andere kanalen gebruikt. De 4-20 mA-uitgangen kunnen maximaal
35 resultaten weergeven. Zie 4-20 mA-uitgangsmodi in de geavanceerde
configuratiehandleiding voor meer informatie.
Tabel 16
om de instellingen te configureren.
Tabel 16
Tabel 17
om de instellingen te
Tabel 18
om de instellingen te configureren.
om de instellingen