Checklist voor installatie en opstarten
Taak
Controleer of er geen losse slangaansluitingen zijn in de analyser.
Als de analyser als een "airpurge ready"-systeem wordt geleverd (geen ventilator) of als er corrosieve gassen
in het gebied aanwezig zijn, sluit dan de luchtzuivering aan op de analyser. Raadpleeg
aansluiten
op pagina 49.
Controleer alle slangen en aansluitingen op mogelijke lekken. Repareer de gevonden lekken.
Opstarten:
Schakel de stroomonderbreker voor de analyser in en schakel de hoofdschakelaar in. Zie
op pagina 51.
Stel de taal in die op het display wordt weergegeven (standaard: Engels). Raadpleeg
op pagina 51.
Stel de datum en tijd van de analyser in. Raadpleeg
Stel de displayhelderheid en het contrast zo nodig in. Raadpleeg
op pagina 52.
Zorg ervoor dat het instelpunt van de instrumentluchtdruktoevoer 1,5 bar (21,7 psi) (of 1,2 bar (17,4 psi) is
voor de BioTector-luchtcompressor). De instrumentluchtdruk ligt tussen 1,5 en 0,9 bar (21,7 en 13 psi)
wanneer de zuurstofconcentrator is ingeschakeld.
Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > DIAGNOSTICS (diagnostiek) > O2-CTRL STATUS (O2-
controlestatus). Zorg ervoor dat de drukwaarde die op het display wordt weergegeven tussen 390 en
400 mbar ligt wanneer de MFC is uitgeschakeld.
Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > DIAGNOSTICS (diagnostiek) > SIMULATE (simuleren). Selecteer
MFC. Stel het debiet in op 60 L/h. Druk op
CTRL STATUS (O2-controlestatus). Zorg ervoor dat de drukwaarde niet lager is dan 320 mbar.
Stel vast of er CO
-verontreiniging in de zuurstoftoevoer is. Raadpleeg
2
op pagina 52.
Controleer de werking van de monster-, zuur- en basepomp. Raadpleeg
op pagina 52.
Controleer of de kleppen naar behoren openen en sluiten. Raadpleeg
Stel de reagensvolumes in op de analyser en start een nieuwe reagenscyclus. Raadpleeg
reagensvolumes instellen
Opmerking: De nieuwe reagenscyclus bevat een nulkalibratie.
Druk op
om naar het hoofdmenu te gaan en selecteer vervolgens OPERATION (bediening) (bediening) >
START,STOP > START om de analyser te starten. Voer 10 metingen uit totdat de metingen stabiel zijn.
Voer nogmaals een nulkalibratie uit. Select CALIBRATION (kalibratie) > ZERO CALIBRATION (nulkalibratie)
> RUN ZERO CALIBRATION (nulkalibratie uitvoeren).
Meet ultrazuiver water vijf keer bij bedrijfsbereik 1 om er zeker van te zijn dat de nulkalibratie correct is. Sluit
ultrazuiver water aan op de MANUAL-fitting. Raadpleeg
Als de CO
-piekwaarden op het display niet bijna nul zijn, voert u een pH-test uit. Zie de instructie in de
2
onderhoudshandleiding.
Wanneer de opstarttests zijn voltooid, controleert u of in de linkerbovenhoek van het scherm Reactiegegevens
niet "SYSTEM FAULT (systeemstoring)" of "SYSTEM WARNING (systeemwaarschuwing)" wordt
weergegeven.
Opmerking: Als de melding "SYSTEEMSTORING" of "SYSTEEMWAARSCHUWING" wordt weergegeven, selecteert u
OPERATION (bediening) > FAULT ARCHIVE (foutenarchief). Fouten en waarschuwingen met een '*' ervoor zijn actief.
Raadpleeg Storingzoeken in de documentatie voor onderhoud en storingzoeken voor meer informatie.
Configuratie:
Stel de instelling INTERVAL in om de tijd tussen reacties in te stellen. Raadpleeg
op pagina 61.
20
om de mass flow controller (MFC) te starten. Selecteer O2-
op pagina 54.
De datum en tijd instellen
Schermhelderheid instellenen contrast
De zuurstoftoevoer controleren
De pompen controleren
De kleppen controleren
Ultrazuiver water meten
De luchtzuivering
Inschakelen
De taal instellen
op pagina 51.
op pagina 53.
De
op pagina 54.
Het meetinterval instellen
Initiaal