BandenSpannIng
a
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 pSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
4.8
a
B
C
d
e
B: bandenspanning van de voorwielen
buiten de autosnelweg.
C: bandenspanning van de achterwielen
buiten de autosnelweg.
Als de banden vervangen moeten worden, mag dit alleen gebeuren door even
grote banden van hetzelfde merk, met dezelfde eigenschappen en met hetzelfde
profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de oorspronkelijk gemonteerde, ofwel vol-
doen aan de door de merkdealer gestelde eisen.
D: bandenspanning van de voorwielen op de
autosnelweg.
E: bandenspanning van de achterwielen op
de autosnelweg.
Bijzonderheid vol belaste auto (maximaal
toegelaten totale massa) en met een aan-
hangwagen: er geldt een maximale snel-
heid van 80 km/uur en de bandenspanning
moet worden verhoogd met 0,2 bar.
Raadpleeg de paragraaf "Massa's" in hoofd-
stuk 6.
Veiligheid van de banden en monteren
van sneeuwkettingen: Raadpleeg de para-
graaf "Banden" in hoofdstuk 5 voor het on-
derhoud en de mogelijkheid voor het gebruik
van sneeuwkettingen (afhankelijk van de uit-
voering).