NT-domeinserver – een op Microsoft Windows gebaseerde server die een
netwerkdomein definieert. Een netwerkdomein definieert een groep van
computers en bijbehorende apparaten, zoals printers, mailservers en
bestandsservers.
NTLM – een verificatiealgoritme dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot
een mailserver.
Ping – een programma dat op de opdrachtregel wordt gebruikt en waarmee
een gebruiker of beheerder kan zien of een specifiek apparaat in het netwerk
actief is en reageert. Met ping 127.0.0.1 kan bijvoorbeeld worden gecontroleerd
of een lokale computer (de computer die u gebruikt) op een netwerkverzoek
kan reageren.
Proxyserver – fungeert als schakel tussen een werkstationgebruiker en het
internet, zodat het bedrijf de controle heeft over de beveiliging, het beheer en
de cachingservice. Een proxyserver is geassocieerd met een gatewayserver
(of een deel hiervan), die het bedrijfsnetwerk van het netwerk buiten het bedrijf
gescheiden houdt, en een firewallserver, die het bedrijfsnetwerk tegen indringers
beschermt.
Router – een apparaat via welke meerdere computers en apparaten met een
lokaal netwerk worden verbonden. Een router kan een van de vele routers zijn
die samen een wide area network (WAN) vormen.
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) – is een protocol dat wordt gebruikt bij
het verzenden en ontvangen van e-mail. Aangezien dit protocol echter beperkt
is wat betreft de mogelijkheid om berichten aan het ontvangende eind in een
wachtrij te zetten, wordt dit vaak samen met een van twee andere protocollen
gebruikt (POP3 of IMAP), dat gebruikers de mogelijkheid biedt om berichten in
een servermailbox op te slaan en deze periodiek van de server te downloaden.
TCP-poort – een speciaal nummer in de kopregel van een netwerkdatapakket.
Een TCP-poort wordt gebruikt om gegevens aan computerprocessen of
toepassingen toe te wijzen. Een server die bijvoorbeeld inkomende
TCP-datapakketten ontvangt met nummer 21 in de kopregel, zal die gegevens
normaal gesproken toewijzen aan het FTP-proces dat op de server wordt
uitgevoerd (21 is de standaardpoort voor het starten van een FTP-sessie met
een client).
TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol) – een suite met
protocollen die precies is aangepast aan de specifieke behoeften van geavanceerde
netwerken. Dit protocol is vernoemd naar TCP en IP en de eerste van vele
protocollen in de suite. TCP/IP is de basisstandaard voor communicatie via het
internet.
UNC (Universal Naming Convention) – een standaard voor het identificeren
van servers, printers en andere bronnen in het netwerk. In een UNC-pad worden
dubbele schuine strepen gebruikt vóór de naam van de computer en een enkele
schuine streep vóór de naam van het apparaat dat wordt benaderd.
Op Windows-besturingssystemen heeft een UNC-naam de indeling:
\\servernaam\sharenaam\pad\bestandsnaam
Werkgroep – een netwerkmechanisme van Microsoft voor het groeperen van
meerdere computers en computerbronnen zonder het gebruik van een echt
netwerkdomein.
9-2
A-61628_nl december 2011