5
Druk herhaaldelijk op
6
Druk op
.
7
Druk herhaaldelijk op
8
Als u Fax doorsturen wilt uitschakelen, drukt u herhaaldelijk op
9
Druk op
om de instelling op te slaan.
Faxen kunnen worden ontvangen, maar kunnen niet worden verzonden
Selecteer de modus Faxen om de printer in te stellen voor faxen.
Plaats het originele document met de bedrukte zijde omlaag in de linkerbovenhoek van de glasplaat, of met de
bedrukte zijde omhoog in de ADI.
Controleer de instelling voor Kiesvoorvoegsel.
1
Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2
Druk op
.
3
Druk herhaaldelijk op
4
Druk op
.
5
Druk herhaaldelijk op
6
Druk op
.
7
Als u de instelling wilt wijzigen, drukt u herhaaldelijk op
8
Druk op
.
9
Geef het kiesvoorvoegsel op dat voorafgaand aan elk telefoonnummer moet worden gekozen.
10
Druk op
.
Als u een snelkeuzeknop gebruikt:
•
Controleer of de knop is geprogrammeerd voor het gewenste telefoonnummer. Zie "Snelkeuzenummers
instellen" op pagina 55.
•
U kunt eventueel het nummer handmatig kiezen.
Controleer of met de printer een kiestoon wordt vastgesteld.
•
Zie "Fax verzenden terwijl u een gesprek voert (Kiezen hoorn op haak)" op pagina 52.
•
Controleer de instelling voor Kiesmethode.
1
Luister of u een kiestoon hoort. Als u wel een kiestoon hoort, maar de printer de verbinding verbreekt zonder
het nummer te kiezen, is de kiestoon niet herkend.
2
Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
3
Druk op
.
4
Druk herhaaldelijk op
5
Druk op
.
of
tot Fax doorsturen wordt weergegeven.
of
om de huidige instelling voor Fax doorsturen weer te geven.
of
tot Verzendinstellingen wordt weergegeven.
of
tot Kiesvoorvgsl wordt weergegeven.
of
tot Verzendinstellingen wordt weergegeven.
of
tot Uit wordt weergegeven.
of
tot Maken wordt weergegeven.
89