FC 300 Design Guide
Omvormer in handmodus
•
uitgang wordt hoog wanneer de omvormer in
de Hand-Aanmodus staat (zoals aangegeven
door de LED boven [Hand on].
Omvormer in automodus
•
wordt hoog wanneer de omvormer in de
Hand-Aanmodus staat (zoals aangegeven
door de LED boven [Auto on].
5-4* Relais
"
5-40 Functierelais
Array [2]
Stuurwoord bit 11
Stuurwoord bit 12
Par. 5-40 bevat dezelfde opties als par. 5-30 en
par. 5-31 waaronder optie 36 en 37.
Functie:
•
Stuurwoord bit 11
stuurwoord regelt relais 01. Zie het gedeelte
Stuurwoord volgens het FC-profiel (CTW). Deze
optie geldt alleen voor par. 5-40.
•
Stuurwoord bit 12
stuurwoord regelt relais 02. Zie het gedeelte
Stuurwoord volgens het FC-profiel (CTW).
Selecteer een van de 2 interne mechanische
relais in een arrayfunctie.
Bijv. par. 5-4* → 'OK' → Functie Relais → 'OK'
→ [0] → 'OK' → selecteer functie
Relaisnr. 1 heeft arraynr. [0]. Relaisnr. 2 heeft
arraynr. [1]. De relaisfuncties worden geselecteerd
vanuit dezelfde lijst als voor uitgangsfuncties
met een vaste status. Zie par. 5-3*.
5-41 Vertraging aan, relais
Array [2]
(Relais 01 [0], Relais 02 [1])
Bereik:
0,00 - 600,00 s
Functie:
Deze parameter maakt een vertraging mogelijk
van de inschakeltijd van de relais. Selecteer
een van de 2 interne mechanische relais in
een arrayfunctie.Zie par. 5-40.
*
standaardinstelling( )
134
Programmeren
[125]: de
[126]: de uitgang
(Relais 01 [0], Relais
02 [1])
[36]
[37]
[36]: Bit 11 in het
[37]: bit 12 in het
*
0,00 s
display-tekst
[ ]
waarde gebruikt voor communicatie via seriële communicatiepoort.
MG.33.B2.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
5-42 Vertraging uit, relais
Array [2]
(Relais 01 [0], Relais 02 [1])
Bereik:
0,00 - 600,00 s
Functie:
Deze parameter maakt een vertraging mogelijk
van de uitschakeltijd van de relais. Selecteer
een van de 2 interne mechanische relais in
een arrayfunctie.Zie par. 5-40
5-5* Pulsingang
"
De parameters van de pulsingang worden gebruikt
om een geschikt venster te selecteren voor het
pulsreferentiegebied. Ingangsklemmen 29 of 33
werken als frequentiereferentie-ingangen. Stel
par. 5-13 of par. 5-15 in als Pulsingang [32]. Als
klem 29 wordt gebruikt als ingang, moet Ingang
[0] worden geselecteerd in par. 5-01.
5-50 Klem 29 Lage Frequentie
Bereik:
100-110000 Hz
Functie:
Deze parameter stelt de lage frequentie in die
verwijst naar de lage frequentiewaarde in par. 5-52,
zodat deze overeenkomt met de motorassnelheid.
5-51 Klem 29, hoge frequentie
Bereik:
100-110000 Hz
Functie:
Deze parameter stelt de hoge frequentie in die
verwijst naar de hoge frequentiewaarde in par. 5-53,
zodat deze overeenkomt met de motorassnelheid.
*
0,00 s
*
100 Hz
*
100 Hz