Instelling
Brander
5
6
20
Instelling hoeveelheid lucht
De luchtregeling gebeurt bij L01.34 en
L01.75 aan de drukzijde van de
ventilator door middel van een
luchtdoseertrommel met lineaire
regeling.
De hoeveelheid lucht wordt veranderd
door draaien van de regelknop (1).
Regelknop draaien naar
rechts: minder lucht
2
meer CO
links:
meer lucht
2
minder CO
De instelwaarde volgens de insteltabel
kan op de regelschaal (2) afgelezen
worden.
Voor fijnafstelling moet een aangepast
meetinstrument gebruikt worden. Stel
een CO2-waarde van 12,0 - 13,5 % in.
Instelling van de hercirculatie
Voor een correcte instelling van de
hercirculatiehoeveelheid moet een
NO- en CO-meettoestel aangesloten
worden.
De hoeveelheid hercirculerend
afvoergas wordt ingesteld door een
axiale verschuiving van de
menginrichting in de branderbuis.
De positionering gebeurt aan de
instelschroef (3) volgens de in de tabel
opgegeven waarde. Deze waarde kan
op de schaal (4) afgelezen worden.
Na het regelen van de hercirculatie
moet na een bedrijfspauze van onge-
veer 5 minuten een nieuwe startpoging
gedaan worden. Als de brander niet of
te laat start, moet de hercirculatie
ingesteld worden op een kleinere
schaalwaarde tot een zekere start
gegarandeerd is.
Roest aan de vlambuis en ont-
stekingselektroden wijst meestal op
een te geringe hercirculatie.
Instelling van de aanzuiglucht
De aanzuiglucht (5) werd in de fabriek
ingesteld op stand 1.
•
Stand 1: max. ventilatiedruk
•
Stand 5: min. ventilatiedruk
Ingeval een hogere ventilatiedruk
nadelig is, bijv. bij een sterke onderdruk
in de verbrandingsruimte, kan de druk
verminderd worden door de aan-
zuiglucht te regelen.
•
De bevestigingschroef (6) los-
draaien.
•
De aanzuiglucht op de nieuwe
waarde instellen.
•
De schroef opnieuw aandraaien.