4-10. Lascyclus
3
1
CE modellen
3
1
2
4
2
4
1
Lascyclus
De toets indrukken totdat het ge-
wenste lampje gaat branden. Het
instellen van de lascyclus is enkel
mogelijk in TIG, en is niet aktief in-
dien een afstandsbediening ge-
bruikt wordt (zie sectie 4–4). De las-
cyclusparameters zijn niet instel-
baar als het Stick proces in gebruik
is (zie Sectie 4–4).
2
Instelknop
3
Ampèremeter
Draai de instelknop (zie sectie 4-2)
om de waarde te regelen van de ak-
tieve pulsparameter. Deze waarde
is aangegeven op de A–meter (zie
Sectie 4-3). Ook gaat het lampje
branden van de overeenkomstige
eenheid (A, s).
4
Lasstroom
Lastijd (enkel model LX) – Druk 2
maal op de Amperagetoets. De tijd
is regelbaar van 0 tot 999 secon-
den.
De cyclusparameters zijn als volgt
gedefinieerd :
Startstrooom – Gebruik de star-
tregeling (van 5 tot 300 A) om een
startstroom in te stellen, verschil-
lend van de ingestelde lasstroom.
Toepassing :
De startstroom kan gebruikt wor-
den bij het TIG–lassen om het kou-
de materiaal voor te verwarmen of
om een zachte start te verkrijgen.
Starttijd (enkel model LX) – Op de
toets drukken om de starttijd te re-
gelen ( 0 tot 25 seconden) voor-
aleer over te gaan naar de las-
stroom.
Upslope tijd (starthelling) – de tijd
nodig om van de startstroomwaar-
de naar de lasstroom te gaan, is re-
gelbaar van 0 tot 25 seconden. In-
dien niet nodig, regel op 0 secon-
den.
Uitkratertijd – de tijd nodig om van
de lasstroomwaarde naar de eind-
stroomwaarde te gaan, is regelbaar
van 0 tot 25 seconden. Indien niet
nodig, regel op 0 seconden
Toepassing
De uitkratertijd kan gebruikt worden
bij het TIG–lassen van scheurge-
voelig materiaal zonder gebruik te
maken van een afstandsbediening.
Eindstroom – De eindstroom is de
stroom waarnaar de lasstroom zakt
(5 tot 300A).
Eindstroomtijd enkel model LX)
– Op de toets drukken om de eind-
stroomtijd te regelen ( 0 tot 25 se-
conden) nodig aan het einde van de
las.
OM-2222 Pagina 27