Toepassingsvoorbeelden
Wanneer de geprogrammeerde waarde van de timer wordt
bereikt, wordt de hoofdpomp verwijderd, waardoor een
probleem met heetwatercirculatie wordt voorkomen.
6.1.10 Systeemstatus en bediening
Als de hoofdpomp in de slaapstand gaat, wordt de functie
aangegeven op het LCP. Het is mogelijk om de
hoofdpomp te laten wisselen op basis van een slaapstand-
conditie.
Wanneer de cascaderegelaar is ingeschakeld, wordt de
bedrijfsstatus van elke pomp en de cascaderegelaar
weergegeven op het LCP. De volgende informatie wordt
6
6
onder meer weergegeven:
•
Pompstatus – wordt afgelezen van de status van
de relais die aan elke pomp zijn toegewezen. Het
display laat zien welke pomp is uitgeschakeld, uit
staat, via de frequentieomvormer draait of via het
net/de motorstarter draait.
•
Cascadestatus geeft de status van de cascadere-
gelaar weer. Het display laat zien of de
cascaderegelaar is uitgeschakeld, alle pompen uit
staan, een noodsituatie alle pompen heeft
gestopt, alle pompen draaien, pompen met vaste
snelheid worden in-/uitgeschakeld of dat
wisseling van de hoofdpomp plaatsvindt.
•
Destaging bij geen flow zorgt ervoor dat alle
pompen met vaste snelheid afzonderlijk worden
gestopt totdat de status Geen flow verschijnt.
6.1.11 Bedradingsschema voor pomp met
variabele en vaste snelheid
Afbeelding 6.9
126
VLT® HVAC Drive Design Guide
MG.11.BB.10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
6.1.12 Bedradingsschema voor wisselende
hoofdpomp
Afbeelding 6.10
Elke pomp moet worden aangesloten op twee contact-
gevers (K1/K2 en K3/K4) met behulp van een mechanische
vergrendeling. Thermische relais of andere motorbeveili-
gingsapparaten moeten worden toegepast overeenkomstig
de lokale voorschriften en/of individuele eisen.
•
Relais 1 (R1) en Relais 2 (R2) zijn de ingebouwde
relais in de frequentieomvormer.
•
Wanneer alle relais zijn uitgeschakeld, zal het
eerste ingebouwde relais dat wordt bekrachtigd
de contactgever inschakelen voor de pomp die
door het relais wordt bestuurd. Relais 1 schakelt
bijvoorbeeld contactgever K1 in, die vervolgens
hoofdpomp wordt.
•
K1 blokkeert K2 door middel van de mechanische
vergrendeling, wat voorkomt dat het net kan
worden aangesloten op de uitgang van de
frequentieomvormer (via K1).
•
Een hulpbreekcontact op K1 voorkomt dat K3
inschakelt.
•
Relais 2 bestuurt contactgever K4 voor de aan/
uit-regeling van de pomp met vaste snelheid.
•
Bij een wisseling worden beide relais
uitgeschakeld en wordt Relais 2 bekrachtigd als
eerste relais.