Installeren
5.7.3 Aarding van afgeschermde/
gewapende stuurkabels
In het algemeen geldt dat stuurkabels afgeschermd
(gevlochten)/gewapend moeten zijn en dat de afscherming
aan beide zijden aan de metalen behuizing van de
eenheid moet worden aangesloten met behulp van een
kabelklem
In de onderstaande afbeelding wordt aangegeven hoe
correcte aarding tot stand wordt gebracht en wat u moet
5
5
doen in geval van twijfel.
a.
Correcte aarding
Stuurkabels en kabels voor seriële communicatie
moeten aan beide uiteinden zijn voorzien van
kabelklemmen om te zorgen voor optimaal
elektrisch contact.
b.
Onjuiste aarding
Gebruik geen gedraaide kabeluiteinden (pigtails).
Hierdoor wordt de afschermingsimpedantie bij
hoge frequenties verhoogd.
c.
Beveiliging met betrekking tot aardpotentieel
tussen PLC en frequentieomvormer
frequentieomvormer
Als het aardpotentieel van de
frequentieomvormer en de PLC (enz.) verschillend
zijn, kan er elektrische ruis optreden die het hele
systeem verstoort. Dit probleem is te verhelpen
door een vereffeningskabel naast de stuurkabel te
plaatsen. Minimale kabeldoorsnede: 16 mm².
d.
Voor aardlussen van 50/60 Hz
Bij gebruik van zeer lange stuurkabels kunnen er
aardlussen van 50/60 Hz ontstaan. Dit probleem
kan worden verholpen door één uiteinde van de
afscherming te aarden via een condensator van
100 nF (houd de draden kort).
e.
Kabels voor seriële communicatie
Ruisstromen met lage frequentie tussen twee
frequentieomvormers kunnen worden
geëlimineerd door één uiteinde van de
afscherming aan te sluiten op klem 61. Deze klem
wordt via een interne RC-koppeling geaard.
Gebruik gedraaide kabelparen (twisted pairs) om
de differentiaalmodusinterferentie tussen de
geleiders te beperken.
120
VLT® HVAC Drive Design Guide
MG.11.BB.10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Afbeelding 5.39
5.8 Reststroomapparaat
Maak gebruik van RCD-relais, meervoudige veiligheids-
aarding of aarding als extra beveiliging, op voorwaarde dat
de installatie voldoet aan de lokale veiligheidsvoor-
schriften.
Een aardingsfout kan in de ontladingsstroom een gelijk-
stroom veroorzaken.
Als RCD-relais worden gebruikt, moeten deze voldoen aan
de lokale voorschriften. De relais dienen geschikt te zijn
voor het beschermen van driefaseapparatuur met een
bruggelijkrichter en een korte ontladingsstroom bij het
inschakelen. Zie 2.11 Aardlekstroom voor meer informatie.