Toepassingsvoorbeelden
gebeurtenis [1] heeft plaatsgevonden (de waarde TRUE
heeft gekregen). Hierna worden de omstandigheden van
gebeurtenis [2] geëvalueerd en bij de evaluatie TRUE wordt
actie [2] uitgevoerd, enz. Gebeurtenissen en acties worden
in arrayparameters geplaatst.
Er wordt steeds slechts één gebeurtenis geëvalueerd.
Wanneer een gebeurtenis wordt geëvalueerd als FALSE
gebeurt er niets (in de SLC) tijdens het huidige scaninterval
en zullen er geen andere gebeurtenissen worden
geëvalueerd. Dit betekent dat bij het starten van de SLC
tijdens elk scaninterval gebeurtenis [1] (en uitsluitend
gebeurtenis [1]) wordt geëvalueerd. Alleen als gebeurtenis
[1] als TRUE wordt geëvalueerd, voert de SLC actie [1] uit
en begint hij met het evalueren van gebeurtenis [2].
Er kunnen 0 tot 20 gebeurtenissen en acties worden
geprogrammeerd. Als de laatste gebeurtenis/actie is
geëvalueerd, begint de cyclus opnieuw vanaf gebeurtenis
[1]/actie [1]. De afbeelding toont een voorbeeld met drie
gebeurtenissen/acties:
6.1.7 SLC-toepassingsvoorbeeld
Enkele reeks 1:
Starten – aanlopen – draaien op een referentiesnelheid van 2 s – uitlopen en as vasthouden tot stop.
Afbeelding 6.5
Stel de aan- en uitlooptijden in 3-41 Ramp 1 Ramp Up Time en 3-42 Ramp 1 Ramp Down Time in op de gewenste tijd.
t acc × n norm ( par . 1 − 25 )
t ramp =
ref tpm
Stel klem 27 in op Niet in bedrijf (5-12 Terminal 27 Digital
Input).
Stel Ingestelde ref. 0 in op de eerste, vooraf ingestelde
snelheid (3-10 Preset Reference [0]) als een percentage van
Max. referentie (3-03 Maximum Reference). Voorbeeld: 60%
VLT® HVAC Drive Design Guide
MG.11.BB.10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Afbeelding 6.4
Stel Ingestelde ref. 1 in op de tweede, vooraf ingestelde
snelheid (3-10 Preset Reference [1]). Bijv.: 0% (nul).
Stel Timer 0 in 13-20 SL Controller Timer [0] in voor een
constante draaisnelheid. Voorbeeld: 2 s
6
6
123