Onderstaande tekening geeft het steunoppervlak van
de ketel weer (de positie van de meegeleverde
ondersteuningsstrips).
Afb 09.
Steunoppervlak Remeha Gas 210 ECO
(0021H7800001)
7.3 Rookgasafvoer en luchttoevoer
7.3.1 Aansluitmogelijkheden
De Remeha Gas 210 ECO kan zowel open als gesloten
worden uitgevoerd. Indien de ketel gesloten wordt
uitgevoerd, dient dit bij bestelling te worden opgegeven.
Bij de ketel wordt dan een luchttoevoeraansluitset als
accessoire meegeleverd.
7.3.2 Type-indeling in verband met afvoer
rookgassen
Indeling volgens CE:
Type B23: Open toestel zonder trekonderbreker.
Lucht uit opstellingsruimte; rookgasafvoer bovendaks.
Type C33: Gesloten toestel, aangesloten op
gecombineerde dakdoorvoer.
Type C43: Gesloten toestel in cascade, aangesloten
op een gemeenschappelijk luchttoevoer- en
rookgasafvoerkanaal (CLV-systeem).
Type C53: Gesloten toestel, aangesloten op separaat
luchttoevoer- en rookgasafvoerkanaal, uitmondend in
verschillende drukvlakken.
Type C63: Gesloten toestel, op de markt aangeboden
zonder bijbehorend aansluit- en/of uitmondings-
materiaal.
Open uitvoering:
Open toestellen betrekken de benodigde verbrandings-
lucht uit hun omgeving.
Zie voor een tabel met maximaal te overbruggen
afvoerlengtes par. 7.3.5.
Gesloten uitvoering:
Door toepassing van een luchttoevoerleiding verkrijgt
men een gesloten systeem. Het aantal plaatsings-
mogelijkheden binnen het gebouw neemt hierdoor toe,
terwijl er ten aanzien van de uitmondingsplaats minder
strenge eisen van toepassing zijn, omdat luchttoevoer
en rookgasafvoer in hetzelfde drukgebied kunnen
plaatsvinden. Daarnaast is de buitenlucht over het
algemeen schoner, wat de levensduur van het toestel
ten goede komt. Een luchttoevoer-/rookgasafvoertabel
voor de Remeha Gas 210 ECO in gesloten uitvoering
vindt u in Tabel 17.
Zie voor uitmonding in twee verschillende drukgebieden
par.7.3.7.
7.3.3 Uitmonding
Zie voor uitmondingen de NEN 2757 en de NPR 3378.
Over het algemeen kan gebruik worden gemaakt van
standaard Remeha dakdoorvoersets.
7.3.4 Overige eisen
Rookgasafvoermateriaal:
Enkelwandig, star : roestvaststaal, dikwandig aluminium
Flexibel
: roestvaststaal of kunststof met
Rookgasafvoerconstructie:
De toe te passen rookgasafvoerleiding dient qua
constructie op naden en verbindingen lucht- en
waterdicht te worden uitgevoerd of naadloos.
Horizontale gedeelten in de rookgasafvoer moeten op
afschot liggen richting toestel (minimaal 5 cm per
meter).
Bij toepassing van roestvaststalen of kunststof
afvoerleidingen dient het condens dat terugloopt uit
de afvoerleiding separaat afgevoerd te worden, door
plaatsing van een condensopvanginrichting direct boven
de ketel. Dit geldt ook voor leidinglengtes van meer dan
3 meter.
Voeringkanalen:
Als voeringkanalen worden toegepast, dienen deze
vervaardigd te worden uit een luchtdichte, dikwandige
starre aluminium of roestvaststalen constructie (ook
buigbare kunststof en roestvaststalen voeringpijpen zijn
toegestaan).
Aluminium is toegestaan, mits er geen contact is met
het bouwkundige gedeelte van het rookgasafvoerkanaal.
Inspectie van het voeringskanaal moet mogelijk zijn.
Luchttoevoermateriaal:
Enkelwandig, star of flexibel: aluminium, roestvaststaal
of kunststof.
Luchttoevoerconstructie:
Bij toepassing van de gesloten toesteluitvoering
dient ook de luchttoevoerleiding luchtdicht te worden
uitgevoerd. Dit ter voorkoming van aanzuiging van 'valse'
lucht.
Horizontale gedeelten in de luchttoevoer moeten op
afschot liggen richting toevoeropening.
29
of kunststof met Gaskeur.
Gaskeur.