HANDMATIGE
INST.
(aan te passen items voor
scèneomstandigheden)
Zie "De menu's gebruiken" (p. 56) voor
meer informatie over het gebruik.
De standaardinstellingen worden
aangegeven met .
SCÈNEKEUZE
U kunt beelden efficiënt opnemen in
verschillende omstandigheden.
AUTO
Beelden opnemen met een gemiddelde
beeldkwaliteit zonder de functie
[SCÈNEKEUZE].
SCHEMER* ( )
Behoudt de donkere sfeer
van onderwerpen in de verte
in de schemering.
KAARSLICHT ( )
Behoudt de sfeer van een
scène bij kaarslicht.
ZONSOP&ONDERG.*
(
)
Reproduceert de sfeer van
scènes als een zonsopgang of
zonsondergang.
VUURWERK* ( )
Spectaculaire opnamen van
vuurwerk maken.
LANDSCHAP* (
Verafgelegen onderwerpen
scherp opnemen. Met deze
instelling voorkomt u dat de
camera scherpstelt op glas of
metalen gaas in ramen dat
tussen de camcorder en het
onderwerp staat.
)
PORTRET (zacht portret)
( )
Haalt het onderwerp, zoals
personen of bloemen, naar
voren en zorgt voor een
zachte, diffuse achtergrond.
SPOTLIGHT** ( )
Voorkomt dat gezichten
van personen zeer wit lijken
wanneer u de onderwerpen
opneemt bij fel licht.
SPORT** ( )
Selecteer deze optie om
trillingen te beperken
wanneer u snelbewegende
onderwerpen opneemt.
STRAND** (
)
Helder blauw van oceaan of
meer opnemen.
SNEEUW** ( )
Heldere beelden van wit
landschap opnemen.
*
Aangepast om scherp te stellen op
onderwerpen op afstand.
**
Aangepast om niet scherp te stellen op
onderwerpen die dichtbij zijn.
Opmerkingen
Als u de [SCÈNEKEUZE] hebt ingesteld, wordt
de [WITBALANS]-instelling uitgeschakeld.
FADER
U kunt volgende effecten toevoegen aan de
overgang tussen twee scènes.
Selecteer het gewenste effect in [STBY]
(tijdens infaden) of [OPN] (tijdens
uitfaden).
UIT
Gebruikt geen effect.
NL
61