snel op de toets te drukken om naar de volgende programmering te
gaan; de led L7 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
14. Verplaats met de toetsen of de deur naar de stand van vertraging in
sluiting.
15. Druk 2 seconden op de toets om de hoogte RC te bevestigen. De led
L7 blijft branden.
De led L8 knippert: programmering hoogte FCC
16. Verplaats met de toetsen of de deur naar de sluitstand.
17. Druk 2 seconden op de toets om de hoogte FCC te bevestigen. De
led L8 blijft branden.
18. Wanneer u de toets los laat, gaan alle leds uit.
19. Het gebruikerslicht begint eenmaal per seconde te knipperen om aan
te geven dat de verplichte procedure "Automatische herkenning van de
krachten" moet worden uitgevoerd
20. Start een bewegingscommando (bijvoorbeeld: via ingang Sbs, OPEN,)
om het automatisch herkennen van de krachten te starten: er worden 2
complete cycli uitgevoerd.
BEPERKTE PROCEDURE
1.
Druk op en en houd die 3 seconden ingedrukt om in de geheuge-
nopslag hoogten binnen te gaan.
De led L1 knippert: programmering hoogte FCA
2.
Laat de toetsen en los
3.
Verplaats met de toetsen of de deur naar de openingsstand.
4.
Druk 5 seconden op de toets om de hoogte FCA te bevestigen: wacht
tot led L8 begint te knipperen.
5.
Laat de toets los
6.
Verplaats met de toetsen of de deur naar de sluitstand.
8.
Druk 2 seconden op de toets om de hoogte FCC te bevestigen. De
led L8 blijft branden.
9.
Wanneer u de toets los laat, gaan leds L1 en L8 uit.
10. Het gebruikerslicht begint eenmaal per seconde te knipperen om aan
te geven dat de verplichte procedure "Automatische herkenning van de
krachten" moet worden uitgevoerd
11. Start een bewegingscommando (bijvoorbeeld: via ingang Sbs, OPEN,)
om het automatisch herkennen van de krachten te starten: er worden 2
complete cycli uitgevoerd.
AUTOMATISCH ZOEKEN VAN KRACHTEN
Als de procedure "Automatisch zoeken van krachten", die begonnen is door
de volledige of beperkte procedure, onderbroken wordt (zie de hoofdstukken
hierboven), kan zij opnieuw worden gestart door een bewegingscommando
te geven.
Tijdens deze manoeuvres slaat de besturingseenheid in haar geheugen de
kracht op die nodig is voor de openings- en sluitmanoeuvres.
Het is belangrijk dat deze procedure "Automatisch zoeken van
krachten" niet onderbroken worden, bv. door een STOP-instructie.
!
De procedure moet correct en zelfstandig eindigen, ofwel
zonder onderbrekingen: deze procedure blijft behouden, ook
na een stroomuitval.
Bij verandering van de volgende parameters: afstanden, motorsnelheid bij
opening en sluiting en draairichting van de motor wordt de procedure "Au-
tomatische herkenning van de krachten" automatisch opnieuw voorgesteld
door de besturingseenheid.
Controleer tijdens het "Automatische herkenning van de krachten"
of er eventuele montage- en afstellingsdefecten zijn of andere on-
regelmatigheden, zoals punten met een grotere wrijving.
5
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
Dit zijn de belangrijkste fasen in de realisering van de automatisering om de
maximale veiligheid van de installatie te garanderen.
Deze moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en ervaren personeel,
dat de benodigde tests moet uitvoeren om de veiligheidsmaatregelen te con-
troleren en dat tevens moet controleren of de wetten, normen en regels op dit
gebied in acht worden genomen, in het bijzonder de vereisten van de normen
EN 13241-1, EN 12445 en EN 12453.
5.1
EINDTEST
De procedure mag pas uitgevoerd worden als de afstanden zijn aangeleerd
(zie paragraaf 4.7)
Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld contact-
lijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase in de eindtest vereist; voor
deze inrichtingen zullen de procedures uit de desbetreffende handleidingen met
aanwijzingen gevolgd moeten worden.
Voor de eindtest van TEN dient u onderstaande reeks handelingen uit te voeren:
1.
Controleer dat alle voorschriften vervat in deze handleiding en met name
hoofdstuk 1 "Aanbevelingen" nauwgezet in acht worden genomen.
2.
Ontgrendel de deur door de ontgrendelingsgreep van elke motor tegen
de wijzers van de klok in te draaien; controleer of het mogelijk is de deur
zowel in openings- als sluitrichting handmatig te verplaatsen met een
kracht van niet meer dan 225N waarbij u dit doet op het punt dat voor de
handmatige manoeuvre bestemd is.
16
3.
Vergrendel de motoren aan de deur door de ontgrendelingsgreep met de
wijzers van de klok mee te draaien
17
4.
Voer met behulp van de bedienings-of uitschakelingsorganen (sleutel-
schakelaar, bedieningstoetsen of radiozenders), tests voor het doen slu-
iten, openen en stoppen van de deur uit en verifieer of de manoeuvre
uitgevoerd wordt zoals dat voorzien is.
5.
Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de
deur soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of
bijzondere wrijvingspunten.
6.
Controleer één voor één of alle veiligheidsinrichtingen in de installatie (fo-
tocellen, contactlijsten, etc.) goed werken; met name of het ledlampje
OK op de besturingseenheid telkens wanneer een van deze inrichtingen
in werking treedt, 2 maal snel knippert ter bevestiging van het feit dat de
besturingseenheid de gebeurtenis herkent.
7.
Om te controleren of de fotocellen goed werken en met name of er geen
interferenties met andere inrichtingen zijn, voert u een 30 cm lange cilin-
der met een diameter van 5 cm op de optische as, eerst dichtbij de TX,
vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het midden van die twee. Ga
dan na of de inrichting in alle gevallen in werking treedt en van de actieve
status op de alarmstatus overgaat, en omgekeerd. Tenslotte controleert
u of dat de voorziene reactie in de besturingseenheid oproept, bijvoorbe-
eld of bij de sluitmanoeuvre deze niet wordt uitgevoerd.
8.
Als gevaarlijke situaties welke door de beweging van de vleugel opgehe-
ven zijn door middel van beperking van de stootkracht, dient u deze
kracht te meten volgens de voorschriften van de norm EN 12445. Als
afstelling van de "Snelheid" en de aansturing van het "Motorkracht" ge-
bruikt worden als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht terug
te brengen, probeer dan die instelling te vinden, welke de beste resulta-
ten oplevert.
5.2
INBEDRIJFSTELLING
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eindtest van
TEN en de andere aanwezige inrichtingen met succes zijn afgesloten.
Gedeeltelijke inbedrijfstelling of inbedrijfstelling in "tijdelijke" situaties is niet to-
egestaan.
1.
Maak een technisch dossier van de automatisering en bewaar dat ten-
minste 10 jaar, dat tenminste bestaat uit: de overzichtstekening van de
automatisering, het elektrisch bedradingsschema, een analyse van de ri-
sico's en de toegepaste oplossing daarvoor, de conformiteitsverklaringen
van alle fabrikanten voor alle gebruikte inrichtingen (gebruik voor TEN de
bijgevoegde EG-Verklaring van overeenstemming); kopie van de gebru-
iksaanwijzingen en het onderhoudsplan van de automatisering.
2.
Breng een plaatje op de deur aan met daarop tenminste de volgende ge-
gevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant (verantwoor-
delijk voor de "inbedrijfstelling"), serienummer, bouwjaar en "CE"-keurmerk.
Nederlands – 9