3.5
TYPISCHE INSTALLATIE
In "Afbeelding 4" wordt een voorbeeld van een automatiseringsinstal-
latie met Nice-onderdelen weergegeven.
4
8
4
9
5
6
5
1 - TEN
6 - Fotocellen op zuiltje
2 - Vierkante buis 20x20
7 - Contactlijst
3 - Steunbeugel
8 - Knipperlicht 12V met ingebouwde antenne
4 - Telescooparm
9 - Sleutelschakelaar
5 - Fotocellen
De bovengenoemde onderdelen zitten volgens een standaardschema op vaste
plaatsen. Aan de hand van het voorbeeldschema van "Afbeelding 4" bepaalt u
grofweg de positie waar elk onderdeel van de installatie gemonteerd dient te worden.
Bereid de elektriciteitskabels voor die nodig zijn voor de installatie,
voordat u het product gaat installeren. Zie hiervoor "Afbeelding 5" en de
kabelkenmerken die vermeld staan in "Tabel 5".
5
B
C
E
D
Tabel 5 - Technische kenmerken van de elektriciteitskabels
Identificatie
A
Kabel ELEKTRISCHE TOEVOERLEIDING
n°1 kabel (3x1.5mm²)
Maximaal lengte 30 m [Opm 1]
B
Kabel KNIPPERLICHT 12V
n°1 kabel (2x1mm²)
Maximaal lengte 20 m
C
Kabel ANTENNE
n°1 afgeschermde kabel (type RG58)
Maximaal lengte 20 m; aanbevolen lengte: < 5 m
D
Kabel FOTOCELLEN
n°1 kabel (2x0.5mm²)
Maximaal lengte 20 m
E
Kabel SLEUTELSCHAKELAAR
n°2 kabeln (4x0.25mm²)
Maximaal lengte 20 m [Opm 2]
F
Kabel CONTACTLIJST
n°1 kabel (2x0.25mm²)
Maximaal lengte 20 m
Opm. 1 Als de voedingskabel een lengte van meer dan 30 m heeft, is er een kabel
met een grotere doorsnede nodig, bijvoorbeeld 3x2,5mm² en dient er
aarding in de nabijheid van de automatisering plaats te vinden.
Opm. 2 Deze 2 kabels kunnen worden vervangen door één kabel van 4 x 0,5
mm
.
2
2
1
3
6
7
D
F
Kabelkenmerken
!
De gebruikte kabels moeten geschikt zijn voor het type
omgeving waar de automatisering geïnstalleerd wordt.
!
Controleer bij het leggen van de leidingen voor de elektricite-
itskabels en de invoer van de kabels in de behuizing van de
besturingseenheid of er geen water kan blijven staan in de
verdeelschachten of condensvorming kan optreden binnen
de verbindingsleidingen. Water en vocht kunnen schadelijk
zijn voor de elektronische circuits van het product.
3.6
INSTALLATIE VAN DE BESTURINGSEENHEID
Ga als volgt te werk om de besturingseenheid te bevestigen ("Afbeelding 6, 7 en 8"):
1.
draai de schroeven los en verwijder het deksel van de bestur-
ingseenheid
2.
zoek de voorgestanste elementen op aan de onderkant van de
doos, en maak degene die u wilt gebruiken voor het doorvoeren
van de elektriciteitskabels open
Indien nodig is het mogelijk om de kabelingang aan
de zijkant te gebruiken. In dit geval is het gebruik van
geschikte buisverbindingen verplicht.
6
3.
boor gaten in de deurconstructie volgens de maten op de af-
beelding en steek er geschikte pluggen (niet meegeleverd) in
4.
plaats de doos en zet hem vast met de schroeven (niet meege-
leverd)
5.
breng de kabelklemmen aan om de aansluitkabels door te voeren
A
7
6.
maak de elektrische aansluitingen zoals beschreven in het
hoofdstuk "4 Elektrische aansluitingen".
Raadpleeg voor de installatie van eventuele andere in-
richtingen die deel uitmaken van de automatisering de
betreffende instructiehandleidingen.
8
7.
plaats nadat de elektrische aansluitingen tot stand zijn ge-
bracht het deksel weer terug en draai de schroeven vast.
1
3
2
Nederlands – 5