Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Programmering Draairichting Van De Motor; Terugstelling Positie Encoder; Let Op: De Hierna Beschreven Procedure Moet; Controle Van Het Aantal Uitgevoerde Manoeuvres - Nice TN2010L Handleiding Voor Installatie En Gebruik

Inhoudsopgave

Advertenties

21
L8
L7
6.6
PROGRAMMERING DRAAIRICHTING VAN DE
MOTOR
In de fabriek is Ten afgesteld om een openingsmanoeuvre uit te voe-
ren zoals wordt getoond op Afbeelding 4. De draairichting kan door
middel van programmering worden omgedraaide ga als volgt te werk:
1.
Druk op toets  en houd deze gedurende 3 sec. ingedrukt
2.
Laat toets  los wanneer led L1 begint te knipperen
3.
Druk gelijktijdig op de toetsen  en  om de draairichting van de
motor te wijzigen
4.
Laat de toetsen  en  los
• wanneer de gebruikerslamp brandt, is de draairichting van de
motor in omgekeerde richting geprogrammeerd;
• wanneer de gebruikerslamp niet brandt, is de draairichting van de
motor in de standaardrichting geprogrammeerd.
5.
Wacht 10 sec. om de programmering te verlaten als gevolg van het ver-
strijken van de maximumtijdsduur.
Opm.: punt 3 en 4 kunnen tijdens de programmeerfase herhaald
worden waardoor de draairichting van de motor gewijzigd wordt.
!
Wanneer de draairichting van de motor wordt gewijzigd,
moet de procedure "Geheugenopslag van de posities" op-
nieuw worden uitgevoerd.
Om te controleren in welke draairichting de motor is geprogrammeerd,
moet de volgende procedure worden uitgevoerd
1.
Sluit de stroomtoevoer naar Ten af (door de stekker eruit te trekken
of de zekering te verwijderen)
2.
Voorzie Ten van stroom
3.
Eerst gaan de leds L1....L8 knipperen; na afloop daarvan, gaat er
gedurende enkele seconden een enkele led branden die de positie
van de encoder aangeeft.
4.
Op het moment dat de positie van de encoder wordt gesignale-
erd, moet u de gebruikerslamp controleren:
• indien de gebruikerslamp gaat branden, is de draairichting van de
motor in omgekeerde richting geprogrammeerd;
• indien de gebruikerslamp niet brandt, is de draairichting van de
motor in de standaardrichting geprogrammeerd.
6.7

TERUGSTELLING POSITIE ENCODER

Door middel van deze procedure kan de encoder in de fabriekspositie
worden gebracht om de montage van Ten uit te kunnen voeren terwijl
de deur gesloten is. Tegelijk worden de fabriekswaarden teruggezet in
het geheugen: alle parameters en de door de gebruiker gekozen instel-
lingen worden gereset. Wanneer het nodig mocht zijn de draairichting
van de motor te wijzigen, dient u eerst de "Programmering van de
draairichting van de motor" uit te voeren en daarna de "Terugstel-
ling van de positie van de encoder".
!

LET OP: DE HIERNA BESCHREVEN PROCEDURE MOET

UITSLUITEND OP DE WERKBANK WORDEN UITGEVOERD.
VOER DE PROCEDURE NIET UIT MET EEN OP DE DEUR
GEINSTALLEERDE MOTOR.
1.
Druk op de toetsen  en  en houd deze ingedrukt tot alle leds
van L1 tot L8 gaan branden.
2.
Laat de toetsen  en  los op het moment dat er één led gaat
branden (van L1 tot L8) om de actuele positie van de encoder aan
te geven.
3.
Druk op de toets , en houd die ingedrukt in en houd deze inge-
drukt totdat de motor start.
Zodra de motor start, dient u de toets los te laten.
De besturingseenheid zorgt ervoor dat de beweging van de motor
de encoder op led L6 positioneert.
4.
Nadat de motor gestopt is, branden alle leds en vervolgens gaan
ze weer uit; controleer vervolgens of de led die opnieuw gaat bran-
den L6 is. Indien dit niet het geval is, voer dan opnieuw de proce-
dure vanaf punt 1 uit.
5.
Nadat deze reeks ten einde is gekomen, blijven de leds L1 en L2
knipperen.
14 – Nederlands
L6
L5
L4
L3
L2
L1
6.8
CONTROLE VAN HET AANTAL UITGEVOERDE
MANOEUVRES
Met de functie "Onderhoudswaarschuwing" is het mogelijk het aantal ui-
tgevoerde manoeuvres te controleren, weergegeven in een percentage
van de ingevoerde limiet. Om dit te controleren gaat u als volgt te werk:
1.
Druk op de toets  en houd die ongeveer 3s ingedrukt
2.
Laat de toets  los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3.
Druk op de toetsen of  om het brandende ledlampje naar
L7 te verplaatsen, dat wil zeggen het "ledlampje ingang" voor de
parameter "Onderhoudswaarschuwing"
4.
Druk op de toets , en houd die ingedrukt (de toets  moet tij-
dens alle stappen 5, 6 en 7 ingedrukt gehouden worden)
5.
Wacht ongeveer 3s; daarna zal het ledlampje gaan branden dat
het actuele niveau van de parameter Onderhoudswaarschuwing"
vertegenwoordigt
6.
Druk op de toetsen  en  en laat ze onmiddellijk los.
7.
Het ledlampje dat behoort bij het geselecteerde niveau zal enkele
malen knipperen. Het aantal knipperingen identificeert het percen-
tage uitgevoerde manoeuvres (in veelvouden van 10%) ten opzichte
van de ingestelde limiet. Bijvoorbeeld: als de onderhoudswaar-
schuwing op L7 is ingesteld, dat wil zeggen, dat 10% met 1000 ma-
noeuvres overeenkomt; als het ledlampje 4 maal knippert, betekent
dit dat de 40% van de manoeuvres bereikt is (dat wil zeggen tussen
4000 en 4999 manoeuvres). Als er nog geen 10% van de manoeu-
vres bereikt is zal het ledlampje helemaal niet gaan knipperen.
8.
Laat de toets  los.
6.9

Terugstelling teller manoeuvres

Na het onderhoud op de installatie verricht te hebben dient u de teller
manoeuvres terug te stellen. Ga als volgt te werk:
1.
Druk op de toets  en houd die ongeveer 3s ingedrukt
2.
Laat de toets  los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
3.
Druk op de toetsen  of  om het brandende ledlampje naar
L7 te verplaatsen, dat wil zeggen het "ledlampje ingang" voor de
parameter "Onderhoudswaarschuwing"
4.
Druk op de toets  en houd die ingedrukt (de toets  moet inge-
drukt gehouden worden tijdens alle stappen 5 en 6)
5.
Wacht ongeveer 3s; daarna zal het ledlampje gaan branden dat
het actuele niveau van de parameter "Onderhoudswaarschuwing"
vertegenwoordigt
6.
Druk op de toetsen  en , en houd die tenminste 5 seconden
ingedrukt, laat vervolgens de 2 toetsen los. Het ledlampje dat bij
het geselecteerde niveau behoort, zal een aantal malen snel knip-
peren om aan te geven dat de teller van de manoeuvres terugge-
steld is.
7.
Laat de toets  los.
7

VERDERE DETAILS

7.1
WIJZIGING AAN DE CONFIGURATIE VAN DE STOP-
INGANG
De Stop-ingang zorgt ervoor dat de beweging onmiddellijk stopt, gevol-
gd door een korte omkering. Op deze ingang kunnen inrichtingen met
uitgang voor normaal open contacten 'NO' aangesloten worden, maar
ook inrichtingen met uitgang voor normaal gesloten contacten 'NC', op-
tische inrichtingen ("Opto Sensor") of inrichtingen met uitgang voor con-
stante weerstand 8,2 KΩ, zoals de contactlijsten.
Tijdens de aanleerfase herkent de besturingseenheid het type van de
inrichting die op de Stop-ingang is aangesloten, en later, tijdens het
normaal gebruik van de automatisering, geeft de besturingseenheid
opdracht om te stoppen wanneer een afwijking ten opzichte van de
aangeleerde status wordt vastgesteld.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOP-in-
gang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het-
zelfde type:
• Er kunnen meerdere NO inrichtingen parallel op elkaar aangesloten
worden zonder beperking van het aantal daarvan.
• Er kunnen meerdere NC inrichtingen serieel op elkaar aangesloten
worden zonder beperking van het aantal daarvan.
• Bij meer dan 2 inrichtingen moeten ze allemaal "in cascade" worden
aangesloten met één afsluitweerstand van 8,2 kΩ.
• Een combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 contacten paral-
lel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van 8,2 KΩ
te verbinden (en dus is ook de combinatie van 3 inrichtingen mogelijk:
NO, NC en 8,2 KΩ). Voor de aansluiting van een optische inrichting
volgt u de aanwijzingen vermeld in Afb. 22. De max. geleverde stroom
op de 12 V-leiding
bedraagt 40 mA.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tn2020l

Inhoudsopgave