Als dit niet het geval is, dient u onmiddellijk de stroomtoevo-
er naar de besturingseenheid af te sluiten en de elektrische
aansluitingen nauwkeuriger te controleren Andere nuttige
informatie voor het zoeken naar en oplossen van storingen
vindt u in het paragraaf "8.1 - Oplossen van problemen".
4.6
HERKENNEN VAN DE AANGESLOTEN APPARATEN
Nadat de installatie van stroom is voorzien dient de besturingseenheid de
op de ingangen BlueBUS en STOP aangesloten inrichtingen te herkennen.
De herkenningsfase van de inrichtingen dient altijd uitgevoe-
rd te worden ook al is er geen enkele inrichting aangesloten.
De besturingseenheid is in staat om de verschillende aangesloten in-
richtingen afzonderlijk te herkennen dankzij de herkenningsprocedure
en kan mogelijke aanwezige storingen detecteren.
Daarom moeten de apparaten telkens worden herkend wanneer er
een wordt toegevoegd of verwijderd.
14
Voor deze fase knipperen de ledlampjes L1 en L2 om aan te geven dat de
procedure voor het herkennen van de inrichtingen moet worden uitgevoerd.
De fase voor het aanleren van de afstanden kan op elk gewenst mo-
ment herhaald worden, ook na de installatie; het volstaat om ze te
herhalen vanaf punt 1.
Dit doet u als volgt:
1.
Druk op de toetsen en en houd die ingedrukt
2.
Laat de toetsen los wanneer de leds L1 en L2 zeer snel gaan
knipperen (na ongeveer 3s)
3.
Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid de herkenning-
sfase van de inrichtingen heeft beëindigd
4.
Nadat de inrichtingen herkend zijn moet het ledlampje STOP bli-
jven branden; de ledlampjes L1 en L2 zullen uit gaan (eventueel
zullen de ledlampjes L3 en L4 beginnen te knipperen)
4.7
HERKENNEN VAN DE OPENINGS-EN
SLUITSTANDEN VAN DE DEUR
Na de herkenningsfase van de inrichtingen dient de besturingseenheid
de openings- en sluitstanden van de deur in het geheugen op te slaan;
behalve enkele posities naar keuze, zijn er in het totaal 6 posities:
Tabel 7 - Programmeringswaarden
Positie Led
FCA
L1
Hoogte van de grootst mogelijke opening. Wan-
neer de deur op deze stand komt, stopt hij.
RA
L2
Hoogte waar de vertraging tijdens de opening-
smanoeuvre begint; wanneer de deur op deze
stand komt, mindert de motor snelheid tot hij op
zijn minimumsnelheid komt.
RI
L4
Tussenhoogte van vertraging bij de sluitmanoeu-
vre. Wanneer dit punt is geprogrammeerd mindert
de deur ongeveer 50cm eerder snelheid, in zodat
hij de stand RINT op minimumsnelheid passeert.
Na de hoogte RI gaat de motor weer terug naar
de geprogrammeerde snelheid.
AP
L5
Hoogte van gedeeltelijke opening. Dit is de positie
waarop de deur stopt nadat er een instructie voor
gedeeltelijke opening is gegeven
RC
L7
Hoogte waar de vertraging tijdens de sluitma-
noeuvre begint; wanneer de deur op deze stand
komt, mindert de motor snelheid tot hij op zijn mi-
nimumsnelheid komt.
FCC
L8
Hoogte van totale sluiting; wanneer de deur op
deze stand komt, stopt hij.
8 – Nederlands
Betekenis
De automatiseringsbeweging is slechts toegestaan tus-
sen 5% en 95% van het nominale bereik. Als de positie
van de automatisering buiten dit bereik ligt, signaleert
de besturingseenheid een fout over de verplaatsing (zie
hoofdstuk centrale signalen): het is daarom noodzakelijk
om de as van de motor handmatig te draaien of om een
bewegingscommando uit te voeren voor breng de auto-
matisering terug naar een geldige positie. Anders kan de
automatisering op geen enkele manier worden verplaatst.
15
Vóór deze fase knipperen de leds L3 en L4 ("Afbeelding 15") om aan
te geven dat de waarden moeten worden opgeslagen.
Hieronder worden de procedures beschreven voor opslag van de waar-
den in het geheugen.
Er zijn twee procedures mogelijk:
- VOLLEDIG = hiermee kan de gebruiker met de hand meerdere wa-
arden instellen (FCA , RA, RI, AP...)
- BEPERKT = hiermee worden alleen FCA en FCC ingesteld (de ande-
re waarden worden zelfstandig berekend door de besturingseenheid).
Indien nodig kunnen ze naderhand worden gewijzigd door middel van
de volledige procedure.
VOLLEDIGE PROCEDURE
Hieronder wordt de procedure voor het opslaan van de standen be-
schreven. Het is verplicht de hoogten FCA en FCC te programmeren,
terwijl dat bij de andere mogelijk is; in dat laatste geval worden zij au-
tomatisch door de besturingseenheid berekend.
Als één enkele afstand moet worden gewijzigd, kunt u de programme-
ring van de niet te wijzigen afstanden overslaan door 2 maal snel op de
knop te drukken voor iedere afstand die u wilt overslaan.
1.
Druk op en en houd die 3 seconden ingedrukt om in de geheuge-
nopslag hoogten binnen te gaan.
De led L1 knippert: programmering hoogte FCA
2.
Verplaats met de toetsen of de deur naar de openingsstand.
3.
Druk 2 seconden op de toets om de hoogte FCA te bevestigen. De led
L1 blijft branden.
De led L2 knippert: programmering hoogte RA
4.
Als u de hoogte vertraging opening niet wilt programmeren dient u 2
maal snel op de toets te drukken om naar de volgende programmering
te gaan; de led L2 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
5.
Verplaats met de toetsen of de deur naar de stand van vertraging bij
opening.
6.
Druk 2 seconden op de toets om de hoogte RA te bevestigen. De led
L2 blijft branden.
De led L4 knippert: programmering hoogte RI
7.
Als u de tussenstand vertraging opening niet wilt programmeren dient u 2
maal snel op de toets pte drukken om naar de volgende programme-
ring te gaan; de led L4 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
8.
Verplaats met de toetsen of de deur naar de tussenstand vertraging.
9.
Druk 2 seconden op de toets om de hoogte RI te bevestigen. De led
L4 blijft branden..
De led L5 knippert: programmering hoogte AP
10. Als u de hoogte gedeeltelijke opening niet wilt programmeren dient u 2
maal snel op de toets te drukken om naar de volgende programmering
te gaan; de led L5 gaat niet aan. Anders gaat u met de reeks verder.
11. Verplaats met de toetsen of de deur naar de stand van gedeeltelijke
opening.
12. Druk 2 seconden op de toets om de hoogte AP te bevestigen. De led
L5 blijft branden.
De led L7 knippert: programmering hoogte RC
13. Als u de hoogte vertraging sluiting niet wilt programmeren dient u 2 maal