Inhoudsopgave
Advertenties
35
OPSPOREN VAN STORINGEN
STORING
OORZAAK OPLOSSING
De motor
De akku is
bijna leeg.
start niet.
Slechte
aardverbinding
Losse draad.
De brandstof
raakt op.
Relais
funktioneert
niet goed.
De motor–
schakelaar
staat niet in
'run'–stand.
De motor
Elektrische
start maar
storing.
slaat af
slaat af
De lamp van
zodra de
de
schakelaar
draaistroomge
in positie I
nerator is
wordt
defekt of zit
teruggezet.
los.
Motoroliedruk
laag.
Relais defect.
Contactslot
defect.
De motor
Elektrische
storing.
start maar
blijft niet
blijft niet
Er zit een
lopen of
lamp los.
slaat
vroegtijdig
af.
Lage oliedruk
in de motor.
Het afslagbe–
veiligings–
systeem is in
werking.
De brandstof
raakt op.
Defekte
schakelaar.
Hoge olie–
temperatuur in
de
kompressor.
Water in
brandstof–
systeem.
Relais defect.
Motor loopt
Minder
koellucht uit
warm.
ventilator.
Het toerental
Het gashendel
van de
is niet juist
ingesteld.
motor is te
hoog
hoog.
Defekte
regelklep.
P90 P101 P110 P130
HP95 P150 P180 HP140 7/51
Kontroleer de spanning van de
V–snaar, de akku en de kabels.
Kontrolleer de aardingskabels en
maak ze indien nodig schoon.
Bepaal waar de losse draad zich
bevindt en herstel de verbinding.
Kontroleer het brandstofniveau en
de
onderdelen
van
het
brandstofsysteem. Vervang de
brandstoffilter indien nodig.
Vervang het relais.
Kontroleer de regelcilinder en de
stop–stand.
Test de elektrische circuits.
Vervang de lamp of draai deze
vast.
Oliepeil en oliefilter(s) controleren
De relais controleren.
Contactslot controleren.
Test de elektrische circuits.
Kontroleer of alle lichten branden
als de kompressor op het contact
wordt gezet. Kontroleer of alle
lichten doven zodra de starter in
werking wordt gesteld.
Kontroleer het oliepeil en de
oliefilter(s).
Kontroleer de schakelaars en
kleppen van de afslagbeveiliging.
Kontroleer het brandstofniveau en
de
onderdelen
van
het
brandstofsysteem. Vervang de
brandstoffilter indien nodig.
Test de schakelaars.
Kontroleer het oliepeil in de
kompressor en de oliekoeler.
Kontroleer de V–snaaraandrijving.
Waterlozer
controleren
eventueel reinigen
Relais in houder controleren en
eventueel vervangen.
Ventilator en snaren controleren.
Controleren
op
eventuele
belemmering in tunnel.
Kontroleer de stand van het
gashendel.
Kontroleer het regelsysteem.
STORING
OORZAAK OPLOSSING
Het toerental
Het gashendel
is niet juist
van de
motor is te
ingesteld.
laag.
laag
Het
brandstoffilter
is verstopt.
Het luchtfilter
is verstopt.
Defekte
regelklep.
Vroegtijdig
ontlasten.
Teveel
Het toerental
trillingen.
van de motor
is te laag.
De olie–
Onjuist
afdichtings–
gemonteerde
ring lekt.
afdichtingsring
Zie ook het Bedieningshandboek voor de Motor.
Het toerental
De
luchtuitlaat–
van de motor
kapaciteit is
is te laag.
te laag
te laag.
Het luchtfilter
is verstopt.
Er ontsnapt
perslucht.
Onjuist
ingesteld
regulatie–
systeem.
De
Laag oliepeil.
kompressor
raakt
raakt
De oliekoeler
oververhit.
is vuil of zit
verstopt.
Slechte
oliekwaliteit.
De
ventilatielucht
wordt opnieuw
gecirculeerd.
De
temperatuursc
hakelaar is
defekt.
Minder
koellucht uit
ventilator.
en
Er bevindt
De terugvoer–
zich teveel
leiding zit
olie in de
verstopt.
uitlaatlucht.
De
afscheider–
korf is lek.
De druk in het
systeem is te
laag.
Kontroleer de stand van het
gashendel.
Kontroleer en vervang deze indien
nodig.
Kontroleer
het
luchtfilter
vervang deze indien nodig.
Kontroleer het regelsysteem.
Regeling
en
werking
van
luchtcilinder controleren.
Zie "Het toerental van de motor is
te laag".
Vervang de olie–afdichtingsring.
Kontroleer de luchtcilinder en de
luchtfilters.
Kontroleer
luchtrestriktie–indikators
vervang de elementen indien
nodig.
Kontroleer op lekkage.
Regulatiesysteem
opnieuw
instellen. Zie onder SNELHEIDS–
EN
DRUKREGELING
ONDERHOUD in dit handboek.
Vul
het
oliereservoir
bij
kontroleer deze op lekkage.
Reinig de koelribben van de
oliekoeler.
Gebruik
door
Ingersoll–Rand
aanbevolen olie.
Verplaats de kompressor om te
voorkomen dat de ventilatielucht
opnieuw cirkuleert.
Kontroleer de werking van de
schakelaar en vervang deze indien
nodig.
Ventilator en snaren controleren.
Controleren
op
eventuele
belemmeringen
binnen
ventilatortunnel.
Kontroleer de terugvoerleiding, de
afzuigleiding en de vernauwing op
het kompressorgedeelte.
Maak ze schoon of vervang ze.
Vervang de afscheiderkorf.
Kontroleer de minimumdrukklep of
de geluidsdemper .
en
de
en
en
en
Advertenties
Inhoudsopgave
