27
ONDERHOUD
AKKU
Houd de aansluitpunten van de akku en de bijbehorende
kabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagje
smeervet om korrosie tegen te gaan.
De akku moet zodanig zijn geplaatst dat deze niet kan verschuiven.
DRUKSYSTEEM
U dient elke 500 uur de buitenkant van het druksysteem van het
kompressorgedeelte tot aan de uitlaatklep(pen) aan een inspektie te
onderwerpen, inklusief
slangen,
afscheidertank. Daarbij dient u vooral te letten op zichtbare
beschadigingen, buitensporige korrosie en slijtage (al dan niet door
wrijving). Tevens dient u te kontroleren of alles goed vastzit.
Onderdelen waarvan u niet zeker bent dat ze nog goed funktioneren,
dient u te vervangen voordat de kompressor weer in bedrijf wordt
genomen.
M&E
REMMEN AFSTELLEN
Zorg ervoor dat de kompressor van de handrem staat en dat de
kogelkoppeling volledig is uitgeschoven.
Elke rem dient afzonderlijk te worden afgesteld. Daarbij dient u het
betreffende wiel in de rijrichting te draaien.
Zie bovenstaand schema.
1: Stel de remmen af met behulp van instelschroef A totdat ze
blokkeren.
Draai instelschroef A iets losser. U mag bij het draaien van het wiel
niet meer dan een kleine weerstand voelen.
P90 P101 P110 P130
HP95 P150 P180 HP140 7/51
leidingen,
fittingen
en
de
BANDEN/BANDENSPANNING
Zie onder ALGEMEEN in dit handboek.
ONDERSTEL/WIELEN
Wanneer u de wielen heeft verwijderd en weer teruggezet, dient u
de torsie van de wielmoeren na ongeveer 30 kilometer te kontroleren
(zie onder TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek).
Kriks mogen alleen maar onder de as geplaatst worden.
Er dient regelmatig te worden gekontroleerd of de bouten waarmee
het onderstel aan het chassis zit bevestigd, nog goed vastzitten (op de
onderhoudskaart kunt u zien hoe vaak dit dient te gebeuren). Indien
nodig, dienen ze daarbij te worden aangedraaid (zie onder
TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek).
Stel moeren B af en blokkeer ze waarbij verdeelplaat C parallel
loopt met de as.
Neem nu de speling op met moer D achter de verdeelplaat, zonder
echter druk op de remmen uit te oefenen (de wielen moeten vrij kunnen
blijven draaien). Zorg ervoor dat alle borgmoeren goed vastzitten. Het
oploopremhendel mag niet meer speling E hebben dan 14mm
(onderstel met vaste hoogte) of 16mm (onderstel met variabele
hoogte). De vrije–slaglengte F van de veer moet 190mm bedragen.
2: Wanneer u de kompressor nu achteruit duwt terwijl deze zich in de
parkeerstand bevindt, gaan de remmen in de achteruitstand staan en
wordt de veer uitgerekt om de parkeerstand te behouden. De handrem
voelt dan minder strak gespannen aan, maar de eenheid blijft wel op
zijn plaats staan.