8
9
12
21
FUNCTIETOETSEN OP HET VOORPANEEL
8. Weergave afwisselen
Wanneer u een cordonsteek selecteert, worden de
instellingen van de lengte en de breedte getoond op het
grafisch display. Met de toets Weergave afwisselen wordt
de dichtheidsinstelling getoond in plaats van de lengte-
instelling.
9. Steeklengte/dichtheid
Als u een steek selecteert, stelt uw machine automatisch
de beste steeklengte in. De steeklengte is te zien op het
grafisch display. U kunt de steeklengte veranderen door op
de toetsen + of - te drukken.
Als u een knoopsgat hebt geselecteerd, staat op het grafisch
display de dichtheidsinstelling in plaats van de lengte-
instelling van de steek. Nu kunt u de dichtheidsinstelling
veranderen met de toetsen + en -.
Als u op de toets Weergave afwisselen drukt, toont het
grafisch display de dichtheidsinstelling voor cordonsteken.
Gebruik de toetsen + en - om de instelling te veranderen.
10. Steekbreedte/naaldpositie
De steekbreedte wordt op dezelfde manier ingesteld als
de steeklengte. De vooraf ingestelde breedte is te zien op
het grafisch display. De breedte kan worden aangepast
tussen 0 en 7 mm. Sommige steken hebben een beperkte
steekbreedte.
Als er een rechte steek is geselecteerd, worden de toetsen +
en - gebruikt om de naald in 29 posities naar links of rechts
te bewegen.
18 – De machinebedienen
13
10
11
14
15
16
17
18
19
20
11. Wissen
Druk op deze toets om een enkele steek of alle steken in
een stekenprogramma te wissen. of gebruik de toets om
de steken en stekenprogramma's die u hebt opgeslagen
in het menu "Mijn steken" te wissen. Deze toets wordt
ook gebruikt om tapering in te stellen voor Decoratieve
taperingsteken.
12. Stekenselectie
Door op één van de toetsen van 0 tot 9 te drukken,
selecteert u meteen de steek die op die toets staat afgebeeld.
Door snel achter elkaar twee cijfers in de drukken,
kunt u een steek van 10 en hoger uit het geselecteerde
stekenmenu kiezen. Als het steeknummer niet bestaat in het
geselecteerde stekenmenu, hoort u een piep en wordt het
eerst ingevoerde cijfer geselecteerd als steek.
13. Pijltoetsen voor eenvoudige selectie.
Maak uw selecties met de pijltoetsen en bevestig uw
selecties of veranderingen met de oK-toets. Gebruik
de pijltoetsen links/rechts om steken stap voor stap in
nummervolgorde te selecteren binnen het geselecteerde
stekenmenu.
De pijltoetsen worden ook gebruikt bij het programmeren
om steken te selecteren binnen het programma of om
letters te selecteren om in het programma in te voeren. De
pijltoetsen omhoog en omlaag worden ook gebruikt om de
grootte van een knoopsgat in te stellen en om het aantal
steken in te stellen bij het aannaaien van een knoop.
14. Stekenmenu
Druk op deze toets om een steek te selecteren uit één van
de stekenmenu's die op het grafisch display staan.
15. Font Menu
Druk op deze toets om het font menu op het grafisch
display te openen om een lettertype te selecteren.
16. Veranderen naar kleine letters,
hoofdletters of cijfers
Druk op deze toets om te veranderen naar hoofdletters of
cijfers bij het programmeren van letters.
17. Opslaan in Mijn steken
Deze toets opent het menu waarin u uw eigen persoonlijke
steken of stekenprogramma's kunt opslaan. Druk opnieuw
op de toets om Mijn steken te verlaten.
18. Programmeermodus
Druk op deze toets om de programmeermodus te openen.
Druk opnieuw op de toets om de programmeermodus te
verlaten.