De beschermkap over de be-
4
vestiging schuiven.
52
Veervoorspanning
Instelling
De veervoorspanning van het
achterwiel moet aan de belading
van de motorfiets worden aan-
gepast. Een verhoging van de
belading vereist een verhoging
van de veervoorspanning, minder
gewicht een overeenkomstig la-
z
gere veervoorspanning.
Veervoorspanning
achterwiel instellen
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Niet-optimale instellingen
van de veervoorspanning
en demping verslechteren het
rijgedrag van uw motorfiets.
Demping van de veervoorspan-
ning aanpassen.
Het instellen van de veer-
voorspanning tijdens het
rijden kan tot ongevallen leiden.
De veervoorspanning alleen
instellen als de motorfiets
stilstaat.
Om de veervoorspanning
te verhogen, handwiel 1 in
de richting van de pijl HIGH
draaien.
Om de veervoorspanning te
verlagen, handwiel 1 in de rich-
ting van de pijl LOW draaien.
Basisinstelling veervoor-
spanning achter
zonder Electronic Suspen-
sion Adjustment (ESA II)
De stelknop tot de aanslag
in de richting van pijl LOW
en vervolgens 13 klikken
in de richting van pijl HIGH
draaien (Volle tank, met be-
rijder 85 kg)
Demping
Instelling
De demping moet aan de veer-
voorspanning en de wegomstan-
digheden worden aangepast.
Een oneffen wegdek vereist
een soepelere demping dan
een effen wegdek.
Een verhoging van de veer-
voorspanning vereist een stug-
SU