Servicehandboek
5.10
Tachogenerator
Het toerental en de toerentalschommelingen van de circulatiepomp worden door een tachogenerator ge-
meten. De toerenregeling gebeurt d.m.v. een elektronische fasenaansturing.
• Vullen totdat een constant toerental is bereikt
• Toerentalreductie in de soft-programma's
• Toerentalreductie bij wisselspoelen (omschakeling van bovenkorf naar onderkorf)
• Verschillende toerentallen voor onderkorf en bovenkorf (2800 / 2200 tpm)
Door het bevochtigen van de vaat, verdiepingen in het vaatwerk of gekantelde pannen, schalen etc. kan
verlies van afwaswater ontstaan. Hierbij wordt lucht door de pomp getransporteerd. Dit leidt tot een ver-
hoogd geluidsniveau en een gewijzigde (onregelmatige) werking van de pomp.
De tachogenerator herkent een onregelmatige werking alleen tijdens het vullen en reduceert vervolgens
het toerental van de pomp. Om de pomp weer „soepel" te laten lopen, wordt er net zo lang water bijge-
vuld, totdat het optimale waterpeil is bereikt.
5.11
Herkenning soepele werking / Vullen op soepele werking
In de vulstanden wordt net zo lang water bijgevuld, totdat de tachogenerator een soepele werking van
de circulatiepomp signaleert.
Bij de 1e keer vullen wordt er 2,8 l tot 3,7 l gevuld; er vinden 3 opvragen op soepele werking plaats:
Bij de eerste opvraag wordt max. 200 ml bijgevuld;
bij de tweede opvraag wordt nog eens max. 200 ml bijgevuld;
bij de derde opvraag wordt max. 500 ml bijgevuld.
In de eerste vulstap kan max. 900 ml worden bijgevuld. Tijdens het tussenspoelen en het naspoelen kan
telkens nogmaals max. 500 ml worden bijgevuld.
Hierdoor wordt:
• een watertekort door gekantelde of omgevallen pannen, schalen enz. vermeden.
• het geluidsniveau van de circulatiepomp gereduceerd.
Uitsluitend voor intern gebruik
17