Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft drie standen: Uit, Lopen en Start.
Als u het contactsleuteltje naar Start draait en loslaat, zal het
zelf naar Lopen terugkeren. Als u het sleuteltje op UIT draait,
wordt de motor afgezet; het verdient echter aanbeveling het
sleuteltje altijd uit het contact te verwijderen als u de machine
verlaat om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor
start
(Figuur
5).
Gas-/Chokehendel
Met de gas-/chokehendel kunt u zowel de gasklep als de
choke bedienen. De gashendel regelt het motortoerental en
zorgt voor een continu verstelbare regeling van Langzaam tot
Snel. Om de choke te bedienen, moet u de hendel zo ver
mogelijk voorbij Snel zetten
Het kan nodig zijn om de hendel tegen de aanslag op
CHOKE te houden als u probeert de motor te starten.
Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de
choke niet te gebruiken.
Aftakasschakelaar
Met de aftakasschakelaar, aangeduid met het aftakassymbool,
schakelt u de aandrijving naar de maaimessen aan of uit
(Figuur
5).
Rijhendels en parkeerstand
De rijhendels zijn snelheidsgevoelig en bedienen de
onafhankelijke wielmotoren. Als u een hendel naar voren
of naar achteren beweegt, draait het wiel aan dezelfde kant
vooruit of achteruit; de snelheid van de wielen is evenredig
aan hoever u de hendel beweegt. Zet de rijhendels vanuit het
midden naar buiten in de parkeerstand en verlaat de machine
(Figuur
14). Zet de rijhendels altijd in de parkeerstand als u
de machine stopt of onbeheerd achterlaat.
Smart Speed™ bedieningssysteem
De hendel van het Smart Speed™ systeem bevindt zich onder
de bestuurdersstoel en geeft de bestuurder de keuze uit drie
snelheidsbereiken: trimmen, slepen en maaien
(Figuur
5).
(Figuur
1. Smart Speed hendel
Brandstofvenstertje
Met het brandstofvenstertje aan de linkerkant van de machine
kunt u nagaan of er zich brandstof in de tank bevindt
7).
G014521
1. Brandstofvenstertje
Maaihoogtehendel
Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen
en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Als u de hendel
omhoog beweegt (naar u toe), wordt het maaidek opgetild
6).
van de grond, en als u de hendel naar beneden beweegt (weg
van u), wordt het maaidek neergelaten. De maaihoogte mag
uitsluitend worden ingesteld als de machine stilstaat. Zie
Maaihoogte instellen (bladz.
14
Figuur 6
1
Figuur 7
21).
(Figuur