Inhoudsopgave
Advertenties
Configuratie
Selecteer de menuoptie LUSELEMENTEN om de elementen in te stellen –waar nodig–.
Stel voor alle gevonden automatische brandmelders en handbrandmelders de detectiezone in.
Wijzig waar nodig de overige parameters. Met uitzondering van de element tekst is de
basisinstelling van de overige parameters dusdanig dat hiervoor meestal geen wijziging
noodzakelijk is.
Stel voor alle gevonden signaalgevers de detectiezone in. Wijzig waar nodig de overige
parameters. Met uitzondering van de element tekst is de basisinstelling van de overige
parameters dusdanig dat wijzigingen alleen voor specifieke toepassingen nodig zijn.
Stel voor alle gevonden IO modules de detectiezone in. Stel de parameters voor ingangen en
uitgangen in.
Selecteer de menuoptie UITGANGEN om de parameters voor de uitgangen op de hoofdprint in te
stellen. Stel voor alle uitgangen de gewenste parameters in. Indien een vertraging –acceptatietijd T1
en verkenningstijd T2– van toepassing is stel dan voor de uitgangen BRAND en SIGNAALG. in of
deze gebruik maken van de vertraging –AAN/UIT/SCHEMA–.
Selecteer de menuoptie ZONES om de parameters voor de detectiezones in te stellen. Indien een
vertraging –acceptatietijd T1 en verkenningstijd T2–voor brandmeldingen uit de zone van toepassing
is stel dan voor elke zone individueel een verkenningstijd –VERTR. T2– in. Met uitzondering van de
element tekst is de basis instelling van de overige parameters dusdanig dat wijzigingen alleen voor
specifieke toepassingen nodig zijn.
Selecteer de menuoptie ALGEMENE INSTELLINGEN om de algemene parameters in te stellen.
Stel de datum en tijd in.
Indien een vertraging van toepassing is stel dan de acceptatie– VERTRAGING–
ACCEPTATIETIJD (T1)– en het omschakelen van de vertraging DAG/NACHT in.
Stel de tonen van de signaalgevers –SIGNAALGEVER INSTELLINGEN– in.
Stel waar nodig de overige parameters in.
Selecteer de menuoptie CONFIGURATIE OPSLAAN om de configuratie op te slaan.
Documenteer de aansluitingen en instellingen.
Testen
Nadat alle bekabeling is aangesloten en de Expera brandmeldcentrale geconfigureerd is kan het
systeem op de juiste werking gecontroleerd worden.
In de volgende paragrafen wordt een aantal testen beschreven. Afhankelijk van de configuratie en
toepassing van de Expera brandmeldcentrale dienen de testen aangepast te worden waar nodig.
Neem maatregelen om ongewenste activering van sturingen, zoals de doormelding van
brandmeldingen of een stationair blussysteem, te voorkomen.
Nadat de Expera brandmeldcentrale is opgestart, dienen alle eventuele aanwezige meldingen te
worden gereset. Verhelp eventuele storingen. Pas als het hele Expera brandmeldsysteem in normaal
bedrijf toestand is kunnen de functionele testen worden uitgevoerd.
De passende functionele test dient bij de in bedrijfstelling en bij elke wijziging van het systeem of de
configuratie uitgevoerd te worden. Alle testen dienen door deskundig personeel uitgevoerd te worden
conform de geldende normen.
Systeem voeding
Alleen de groene led IN BEDRIJF licht op. Op dit moment mogen er geen andere indicaties aanwezig
zijn. Indien dit toch het geval is, zoek en corrigeer dan de storing aan de hand van volgende controles:
is de bedrading vrij van storingen?
zijn alle componenten juist aangesloten?
zijn alle einde lijn weerstanden juist aangesloten?
In Bedrijfstellen en testen
65
Advertenties
Inhoudsopgave
