Voor Expera optische rookmelders –OMi– worden de volgende specifieke parameters en opties
onderaan in het venster weergegeven:
Voor Expera temperatuurmelders –TMi– worden de volgende specifieke parameters en opties
onderaan in het venster weergegeven:
Voor Expera Multisensormelders –OTMi– worden de volgende specifieke parameters en opties
onderaan in het venster weergegeven:
De klasse is A1R en is
niet instelbaar.
Optische rookmelder
GEVOELIGH.: met de optie kan de gevoeligheid voor de melder worden ingesteld. Druk de
numerieke toets onder de optie om het GEVOELIGH. venster te openen.
In het venster wordt een gevoeligheid voor de dag –DAG– en voor de nacht –NACHT–
weergegeven.
De gevoeligheid kan worden ingesteld op Normaal, Laag, Middel en Hoog
Stel met de numerieke toetsen de gewenste gevoeligheid voor de dag en de nacht mode in.
Druk de (BEVESTIGEN) toets om de ingegeven instellingen op te slaan en het venster te
verlaten.
TEST: de menuoptie test start een interne test van de melder. De resultaten worden
gepresenteerd in een nieuw venster. In het venster worden de volgende parameters getoond:
ROOK: toont het actuele percentage rook in de optische kamer van melder.
o
VERVUILING: toont gecompenseerde vervuiling, in procenten, van de optische
o
kamer van de melder.
Temperatuurmelder
T.KLASSE: met de optie kan de klasse voor de melder worden ingesteld. Druk de numerieke
toets onder de optie om het T.KLASSE venster te openen.
In het venster word een klasse instelling voor de dag –DAG– en voor de nacht –NACHT–
weergegeven.
De klasse kan worden ingesteld op A1R, A2S of BS.
Stel met de numerieke toetsen de gewenste klasse voor de dag en de nacht mode in. Druk
de (BEVESTIGEN) toets om de ingegeven instellingen op te slaan en het venster te
verlaten.
TEST: de menuoptie test start een interne test van de melder. De resultaten worden
gepresenteerd in een nieuw venster. In het venster worden de volgende parameters getoond:
T : toont het actuele temperatuur, in graden Celsius, in de ruimte.
o
DREMPEL VOOR BRAND: toont de temperatuur (S – Maximaal) waarbij de melder
o
een alarm zal melden.
Multisensormelder
GEVOELIGH.: met de optie kan de gevoeligheid voor de melder worden ingesteld. Druk de
numerieke toets onder de optie om het GEVOELIGH venster te openen.
In het venster wordt de instellingen voor gevoeligheid van de melder en de werking van de
optische en de thermische sensor gedurende de nacht weergegeven:
DAG: de gevoeligheid van de melder voor de dag. Met de numerieke toetsen kan de
o
gewenste gevoeligheid voor de dag mode worden ingesteld op Normaal, Laag,
Middel of Hoog.
NACHT: de gevoeligheid van de melder voor de nacht. Met de numerieke toetsen
o
kan de gewenste gevoeligheid voor de nacht mode worden ingesteld op Normaal,
Laag, Middel of Hoog.
THERMISCH: met de optie wordt ingesteld of de melder gedurende nacht op
o
temperatuur reageert. Druk de numerieke toets onder de optie om de instelling te
wijzigen:
INGESCH.: de melder reageert gedurende de nacht op temperatuur.
UITGESCH.: de melder reageert gedurende de nacht niet op temperatuur.
ROOK: met de optie wordt ingesteld of de melder gedurende nacht op rook
o
reageert. Druk de numerieke toets onder de optie om de instelling te wijzigen:
INGESCH.: de melder reageert gedurende de nacht op rook.
UITGESCH.: de melder reageert gedurende de nacht niet op rook.
Uitgebreide bediening
45