RMC 621
Endress+Hauser
Functie (menupositie)
Parameterinstelling
Bepaling dichtheid
Lineair
Tabel
Analoog signaal
Ref-dichtheid
-9999,99 ... +9999,99
0,0
Uitzetting
+4,88000000e-5
Categorie
Warmtedrager
Brandstof
Sp. warmtecapaciteit
Constant
Tabel
Verwarmingswaarde
-9999,99 ... +9999,99
0,0
Viscositeit
Ja
Nee
Viscositeitstab.
Steunpunt
Steunpunt
Dichtheidsbep. analoog
signaal
Signaaltype
Kiezen
0 ... 20 mA
4 ... 20 mA
Klem
Geen
A-10; A-110
Startwaarde
0,0000 ... 999999
Eindwaarde
0,0000 ... 999999
Signaaldemping
0 ... 99 s
Offset
-9999,99 ... 9999,99
0,0
Voorinst.
1,2929 kg/m
Gas
Benaming
Beschrijving
Berekeningsmethode bepaling dichtheid
Lineair:
Dichtheidsbepaling via referentiedichtheid, referentietempera-
tuur en uitzettingscoëfficiënt (lineaire functie).
Tabel:
Tot maximaal 10 steunpunten met waardeparen temperatuur/
dichtheid (interpolatie).
Analoge ingang:
Dichtheidsmeting met sensor (ingangssignaal).
Invoer dichtheid in normaaltoestand (kg/m
Invoer thermische uitzettingscoëfficiënt van de vloeistof (dient
voor temperatuurcompensatie van het volume)
Keuze of het medium als warmtedrager of als brandstof
gebruikt wordt.
Specifieke warmtecapaciteit van de vloeistof (dient voor de
berekening van de warmtehoeveelheid).
!
Opmerking!
Menupunt actief, wanneer onder "Categorie" voor warmtedra-
ger is gekozen.
Invoer van de verwarmingswaarde van het medium (in kJ/
3
Nm
). Verwarmingswaarde = vrijkomende energie bij verbran-
ding van de vloeistof.
!
Opmerking!
Menupunt actief, wanneer onder 'Categorie' brandstof is geko-
zen!
Viscositeit van het medium. Alleen nodig, wanneer de flow
conform de drukverschilmethode (zie Setup "Spec. flow")
wordt gemeten.
Waardepaar temperatuur/viscositeit op 2 steunpunten. Vanuit
deze waarden wordt de viscositeit onder procesomstandighe-
den berekend.
Dichtheidsingang voor directe meting van de bedrijfsdichtheid
met een sensor.
!
Opmerking!
Menupunt actief, wanneer in de "Dichtheidsbepaling" het ana-
loge signaal is gekozen.
Uitgangssignaaltype van de dichtheidssensor.
Bepaalt de klem voor de aansluiting van de dichtheidssensor.
Beginwaarde voor de dichtheid bij 0 resp. 4 mA.
Eindwaarde voor de dichtheid bij 20 mA.
Tijdconstante van een diepdoorlaatfilter van de 1e orde voor
het ingangssignaal. Deze functie is bedoeld voor vermindering
van aanwijsvariaties bij sterk variërende signalen.
Verschuiving van het nulpunt van de sensorkarakteristiek.
Deze functie is bedoeld voor het inregelen of kalibreren van de
sensoren.
3
Voorinstelwaarde voor de dichtheid. Deze waarde wordt
gebruikt, wanneer het dichtheidssignaal uitvalt (bijv. kabel-
breuk).
Mediumnaam (max. 12 tekens).
Inbedrijfname
3
).
51