Wanneer de temperatuur van warmtebron B de temperatuur van warmtebron A nadert,
wordt de schakelkraan op warmtebron B (punt 2) geplaatst.
Overgang van boiler voor vaste brandstof of warmteaccumulator (B) naar boiler voor
vloeibare brandstof (A)
Als de temperatuur van warmtebron B onder de overgangstemperatuur PT (punt 3) valt en
de vraag voor verwarming kan niet meer beantwoord worden, start het aftellen om warmte-
bron A op te starten. Een groter verschil tussen de gewenste temperatuur en de werkelijke
temperatuur van warmtebron B resulteert in een vroegere activering van warmtebron A.
Een kleiner verschil tussen de gewenste temperatuur en de temperatuur van warmtebron
B resulteert in een latere activering van warmtebron A.
Na het aftellen, wordt warmtebron A opnieuw ingeschakeld (punt 4).
Wanneer de temperatuur van warmtebron A de temperatuur van warmtebron B overschrijdt
met 6°C,
wordt de schakelkraan op warmtebron A geplaatst (punt 5).
Handleiding onderhoudsinstellingen
353