overschrijdt (parameter S5.13), wordt de beveiliging voor oververhitting van de warmteac-
cumulator geactiveerd, waardoor de mengkraan geopend wordt tot de maximum stand-
buistemperatuur (parameters S2.6 en S3.6). De beveiliging is uitgeschakeld, wanneer de
temperatuur van de warmteaccumulator onder de maximumtemperatuur valt.
WARMTEPOMP
Bediening van warmtepomp door schema's 122, 122b, 122c en 122d
De warmtepomp (WP) heeft twee werkingsmodi, afhankelijk van parameterinstelling S6.14:
- S6.14=1 - WP wordt geactiveerd wanneer er een vraag voor verwarming is en blijft te al-
len tijde ingeschakeld. Als de buitentemperatuur onder de limiet van de buitentemperatuur,
ingesteld met parameter S6.17 valt, wordt de WP uitgeschakeld.
- S6.14=2 - WP warmtepomp wordt bediend volgens de buitentemperatuur en behoudt de
berekende temperatuur van de warmteaccumulator. Max. werkingstemperatuur van WP
wordt begrensd met parameter S6.15. Als de buitentemperatuur onder de limiet van de
buitentemperatuur, ingesteld met parameter S6.11 valt, wordt de WP uitgeschakeld.
POMP VOOR VERHOGING RETOURPIJPTEMPERATUUR (BY-PASS POMP)
Deze optie is beschikbaar voor de klassieke boilers voor vloeibare brandstof en boilers
voor vaste brandstof zonder verbinding met de warmteaccumulator. Output circulatiepomp
(R6 of R7) kan gebruikt worden om de by-pass pomp te bedienen om de retourtemperatuur
van de boiler te verhogen. Zo'n werkingsmodus wordt ingesteld met parameter S4.9=4.
Installeer de T1 of T8 sensor in de retourpijp van de boiler voor de by-pass verbinding en
stel parameters S104=11 (voor sensor T1) of S1.5=12 (voor sensor T8). Als de retourpijp-
temperatuur beneden de temperatuur valt die door parameter S5.14 ingesteld is, wordt de
pomp ingeschakeld.
WARMWATER
Warmwaterverwarming met de boiler voor vloeibare brandstof
Stel de gevraagde warmwatertemperatuur voor de inactieve interval van het tijdprogramma
met parameter P4 in. Als de boilertemperatuur de maximum boilertemperatuur overschrijdt
(parameter S5.4), zal het warmwater opgewarmd worden tot de maximum temperatuur die
met parameter S4.3 ingesteld is.
Pomp voor warmwaterverwarming wordt vertraagd uitgeschakeld. De vertragingstijd wordt
ingesteld met parameter S4.12.
Warmwaterverwarming met de boiler voor vaste brandstof
Wanneer een boiler voor vaste brandstof in werking is, wordt het warmwater tot de ge-
wenste temperatuur opgewarmd (parameter S4.10) onafhankelijk van het tijdprogramma.
Als de boilertemperatuur voor vaste brandstof de maximum boilertemperatuur overschrijdt
- parameter S5.13, wordt de gewenste warmwatertemperatuur (parameter S4.3) ingesteld
voor de vereiste warmwatertemperatuur.
Handleiding onderhoudsinstellingen
349