Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Instelling Hoofdparameters; Par.73 - Modus Managing, Stand-Alone; Par.147 - Aantal Thermische Modules; Algemene Werking - Riello STEEL PRO POWER Aanwijzingen Voor Installatie En Aansluiten

De technische klantenservice en degene die belast is met het beheer van de verwarmingsinstallatie
Verberg thumbnails Zie ook voor STEEL PRO POWER:
Inhoudsopgave

Advertenties

VERBINDING IN CASCADE
4.3

Instelling hoofdparameters

Sommige parameters zijn cruciaal voor de werking van het sys-
teem in cascade en hun instelling is bepalend voor de correcte
werking van de installatie.
9
De vervolgens beschreven parameters moeten enkel inge-
steld worden op de Managing module.
4.3.1
Par.73 – modus Managing, Stand-alone
De parameter 73 bepaalt de modus waarmee de thermische
module wordt gestuurd en moet ervoor zorgen dat het signaal
afkomstig van de secundaire sonde herkend wordt.
Er kunnen twee waarden worden ingesteld:
− Managing: zo in te stellen op de managing-module dat
de werking van de secundaire sonde wordt ingescha-
keld.
N.B. De sonde van de secundaire SC moet aangesloten
worden op de klemmen 13 en 14 van het klemmenbord
MO1 van de Managing module;
− Stand-Alone: zo in te stellen op de managing-module
dat de secundaire sonde wordt uitgeschakeld;
Scherm
Instellingen
Home/Menu
4.3.2
Par.147 – aantal thermische modules
De parameter 147 dient om het aantal thermische modules van
de installatie in te stellen (het aantal aangesloten modules
dient ingesteld te worden voor een correcte werking van het
systeem). Deze parameter moet ingesteld worden in het scherm
"Managing".
Scherm
Instellingen
Home/Menu
4.3.3

Algemene werking

Bij de werking in cascade bepaalt de regelaar van de mana-
ging-module een naar de depending-modules te sturen set-
point op basis van de parameters 86-87 en in functie van het
verschil tussen de ingestelde setpointwaarde en de waarde die
wordt afgelezen op het spruitstuk toevoer primaire circuit (of op
basis van de par. 176-177 en het verschil tussen de ingestelde
setpointwaarde en de waarde die op de toevoer van het secun-
daire circuit wordt gedetecteerd).
Elke module, op basis van het van de managing-module ont-
vangen setpoint, moduleert volgens van haar eigen PID (Par 16,
Par 17 en Par 18) in functie van het verschil tussen het setpoint
(verstuurd vanaf de managing-module) en de waarde die ge-
detecteerd is door de toevoersonde van de module zelf.
9
Het PID is een Proportioneel-Integrerend-Differentiërend
controlesysteem (afgekort als PID), met terugkoppeling. Via
de gedetecteerde inputwaarde, die de huidige waarde be-
paalt, kan ze reageren op een eventuele positieve of nega-
tieve fout (verschil tussen de huidige waarde en de voorop-
gestelde waarde) door naar de 0 te neigen. De reactie op de
fout kan worden geregeld met behulp van de "proportio-
nele, integrerende, differentiërende" termen.
Config.
(73)
Inst. Ketel
Ketel Cas.
Adres Ketel
Config. Module
(147) Aantal
Inst. Ketel
In Casc.
eenheden

4.4 Werking van de primaire sonde

Met de systeemsonde op het primaire circuit (zie schema's 1 en
3) kan het setpoint dat naar de individuele modules wordt ge-
stuurd, gemoduleerd worden op basis van het verschil tussen
de ingestelde setpointwaarde en de gedetecteerde waarde die
wordt afgelezen op de toevoercollector van het primaire circuit.
Deze modulatie wordt door de volgende parameters geregeld:
79
bepaalt de maximumdaling van het setpoint
80
bepaalt de maximumstijging van het setpoint
81
bepaalt de tijd (vanaf het begin van het verzoek)
vanaf dewelke de modulatie van het setpoint wordt
ingeschakeld
86
proportionele parameter voor de modulatie van het
setpoint
87
aanvullende parameter voor de modulatie van het
setpoint
4.5

Werking van de secundaire sonde

Wanneer de secundaire sonde aanwezig is (zie schema's 2 en 4),
wordt het naar de modules verstuurde setpoint gemoduleerd
op basis van het verschil tussen de ingestelde setpointwaarde
en de door de secundaire toevoercollector waargenomen waar-
de.
Zoals bij de modulatie op basis van de systeemsonde komen de
volgende parameters tussenbeide:
169
bepaalt de maximumdaling van het setpoint
170
bepaalt de maximumstijging van het setpoint
171
bepaalt de tijd (vanaf het begin van het verzoek)
vanaf dewelke de modulatie van het setpoint wordt
ingeschakeld
176
bepaalt de proportionele term voor de modulatie van
het setpoint
177
bepaalt de integrerende term voor de modulatie van het
setpoint

4.6 Parameter 148: werkmodi van de cascade

Het is mogelijk om het beheer van de cascade te wijzigen vol-
gens verschillende strategieën. Deze verschillende strategieën
kunnen worden ingesteld via de parameter "Cascademod."
(cascademodi) Par. 148.
4.6.1

Par 148 = 0

De wet voor ontsteking/uitschakeling van elke module is geba-
seerd op de volgende grafiek.
De waarden waar de lijnen snijden met de y-as zijn de som of
het verschil van de waarden van de overeenkomstige parameter
vergeleken met de setpointwaarde die door de managing-mo-
dule naar de modules is gestuurd.
Setp + Par 146
-1
-1
-1
-1
-1
-1
Setp + Par 145
-1
-1
Setp + Par 78
Setpoint
Setp - Par 77
-1
-1
Setp - Par 144
+1
+1
+1
+1
+1
+1
92
Clear Demand
(geen tijd)
Remove Depending faster
Tempo = Par 143
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-1
Remove depending
-1
-1
Tempo = Par 76
Power Balance
Add Depending
-1
-1
Tempo = Par 75
Add Depending faster
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
Tempo = Par 142

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave