2.14.2
Parameterlijst
De volgorde van de parameters is bepaald door het referentiemenu.
Referentiemenu
M1
Parametermenu
M2
Configuratiemenu cascademodule
M3
Configuratiemenu cascadeketel
M4
Configuratiemenu inrichting
Par.
Weergave
Menu
Beschrijving
Nr.
Display
Verwarm-
Bepaalt de verschillende werkmodi van de ketel bij het
M1
1
modi
verwarmen.
Setpoint
Bepaalt de gewenste toevoertemperatuur bij de verwar-
M1
3
verwar-
mingsmodus (Par. 1) = 0.
ming
Bepaalt de offsetwaarde van het setpoint dat bere-
Calc. Offset
M1
109
kend is in de klimaatmodus (Par. 1= 1). Compenseert de
Setp.
klimaatcurve met milde buitentemperaturen.
Min. Set.
Bepaalt de minimumwaarde van de toevoertempera-
M1
110
Verw.
tuur in de verwarmingsmodus (Par. 1) = 4.
Min. Set.
Bepaalt de maximumwaarde van de toevoertempera-
M1
111
Verw.
tuur in de verwarmingsmodus (Par. 1) = 4.
Bepaalt de tijd in seconden van de postcirculatie van de
Postcirc.
circulatiepomp van de ketel bij de stand-alonewerking;
M1
5
Pomp Ketel
in cascadewerking bepaalt het de postcirculatie van de
module na het uitschakelen van de warmteregeling.
Bepaalt de interventietemperatuur voor het overschrij-
den van de maximale temperatuur voor rookgassen.
Wanneer de temperatuur van de rookgassen hoger is
Max. Temp.
dan de ingestelde waarde, wordt de module uitgescha-
M1
6
Rookgas-
keld en er wordt een fout gegenereerd. Wanneer de
sen
temperatuur van de rookgassen tussen (Par. 6) -5°C en
Par. 6 ligt, vermindert de module lineair haar vermogen
totdat het minimale vermogen bereikt is wanneer de
gedetecteerde temperatuur gelijk is aan Par. 6.
Bepaalt de waarde in graden die hoger is dan het
Hysterese
M1
7
setpoint en waarbij de brander zich bij warmteregeling
Verw.
uitschakelt.
Bepaalt de waarde in graden die lager is dan het
Hyst. Verw.
M1
112
setpoint en waarbij de brander zich bij warmteregeling
Beneden
inschakelt.
Bepaalt de wachttijd voordat er terug wordt ingescha-
Tijd An-
keld na een uitschakeling bij warmteregeling, ook al
M1
9
ti-cyclus
zakt de toevoertemperatuur onder de in Par. 10 vermel-
de waarde. Parameter alleen gelding in stand-alone.
Temper-
Bepaalt de waarde in graden waaronder de brander
M1
10
tuurversch.
terug inschakelt ongeacht de bij Par. 9 verstreken tijd.
Anti-cyclus
Bepaalt de waarde van het temperatuursverschil (Delta
T) tussen de toevoer- en teruglooptemperatuur van de
module. Bij een waarde van Delta T tussen Par. 12 en
(Par. 12) +8°C, vermindert de module lineair haar ver-
∆T Min.
mogen tot het minimale vermogen. Het minimale ver-
M1
12
Warmte-
mogen worden aangehouden tot de waarde van (Par.
wiss
12) +8°C+5°C, waarna de module wordt uitgeschakeld
gedurende een tijdsduur die gelijk is aan de aan Par. 13
toegewezen waarde; wanneer deze tijd is verstreken,
wordt de module terug ingeschakeld.
Wachttijd
Bepaalt de herstarttijd nadat de limiet van Delta T tus-
M1
13
herstart
sen toevoer en terugloop is bereikt.
bov. ∆T
Toegangstype
U
Gebruiker
I
Installateur
O
Constructeur
Bereik
0...5
Par. 23...Par.
24
Off, -10...10
20...50
50...90
0...900
10...120
0...20
0...20
10...900
0...20
10...60
10...250
59
INSTALLATIE
Fa-
Toe-
brieksin-
UM
gangs-
stelling
type
0
I
70
°C
U
0
I
30
°C
I
80
°C
I
60
Sec.
I
100
°C
O
5
°C
I
5
°C
I
120
Sec.
I
16
°C
I
40
°C
O
30
Sec.
O
Categorie
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Algemeen
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Algemeen
Algemeen