INSTALLATIE
Afvoer Ø 300 mm
Max. lengte
Model
Ø 300 mm
270-2 P/V
30 m
405-3 P/V
30 m
540-4 P/V
30 m
Hierna volgt de tabel met de beschikbare overgebleven vloei-
stofdrukken bij de uitlaat.
Beschrijving
114-2 P/V
140-2 P/V
180-2 P/V
230-2 P/V
270-2 P/V
300-3 P/V
345-3 P/V
405-3 P/V
460-4 P/V
540-4 P/V
De waarden van de overgebleven vloeistofdruk bij de uitlaat
worden uitgedrukt in pascal.
Gebruik voor richtingveranderingen een T-koppeling met in-
spectiedop, zodat de leidingen regelmatig goed schoongemaakt
kunnen worden. Controleer na de reiniging altijd of de inspec-
tiedoppen hermetisch gesloten worden en de pakking niet be-
schadigd is.
Belastingsverlies
bocht 45°
bocht 90°
2 m
4 m
2 m
4 m
2 m
4 m
Vloeistofdruk
Max
Min
510
35
630
35
560
32
500
30
353
28
610
32
500
30
353
28
500
30
353
28
SC
i > 3°
2.9.1
Predispositie condensafvoer
De condens die uit de afvoer stroomt moet druppelend in een
op de riolering aangesloten vat met sifon worden opgevangen.
Indien nodig moet er een neutralisator (voor meer informatie
zie paragraaf "Neutralisatie van de condensen") tussen worden
gemonteerd volgens de volgende procedure:
− Maak een druppelaar voor de condensafvoer en monteer
er indien nodig een condensneutralisator tussen
− Sluit de druppelaar aan op de riolering met behulp van
een sifon.
De druppelaar kan worden gemaakt door een beker of gewoon
een hoge bocht van polypropeen te bevestigen om de condens
uit het apparaat en het eventuele vloeistofverlies van het veilig-
heidsventiel op te vangen.
De maximumafstand tussen de condensafvoer van het apparaat
en de opvangbeker (of buis met manchet) mag niet kleiner zijn
dan 10 mm.
Voor de aansluiting aan de riolering moet er een sifon worden
gemonteerd of gemaakt om te vermijden dat miasmen uit het
riool terug in de omgeving wordt geïntroduceerd.
Voor het produceren van condensafvoeren wordt aangeraden
plastic (PP) leidingen te gebruiken.
0
Gebruik in geen geval leidingen in koper omdat de conden-
satie ze snel kan aantasten.
9
Maak de condensafvoer zodat gaslekken van de verbran-
dingsproducten in de omgeving of in het riool worden
voorkomen door de sifon de juiste afmetingen (hoogte H)
te geven zoals beschreven in paragraaf "Afvoer van de ver-
brandingsproducten".
9
Houd altijd een hellingshoek aan die groter is dan 3 graden
aan en de diameter van de condensafvoerleiding moet al-
tijd groter zijn dan die van het verbindingsstuk op de uit-
gang van het afvoerkanaal
9
De aansluitingen naar de riolering moeten worden uitge-
voerd volgens de geldende wetgeving en eventuele plaat-
selijke reglementen.
9
Vul de sifons met water alvorens de thermische module aan
te zetten om te vermijden dat verbrandingsproducten in de
omgeving worden geïntroduceerd tijdens de eerste minu-
ten dat de thermische module aanstaat.
9
Er wordt aangeraden om in eenzelfde afvoerleiding zowel
de producten afkomstig van de condensafvoer van de ther-
mische modules als de condens afkomstig van de schoor-
steen te laten samenvloeien.
9
De leidingen die worden gebruikt voor de aansluitingen
moeten zo kort en zo rechtlijnig mogelijk zijn. Bij bochten
en buigingen is de kans op verstopping van de leidingen
groter, wat de goede afvoer van de condens verhindert
9
Zorg ervoor dat de condensafvoer zulke afmetingen heeft
dat het vloeibare afval goed wordt afgevoerd en eventuele
lekken worden voorkomen
9
De aansluiting van de condensafvoer op de riolering moet
zo worden uitgevoerd dat de condens in geen geval kan be-
vriezen
40