1.3
Beschrijving van het apparaat
Steel Pro Power is een condensatie modulatiesysteem, voor-
gemengd, bestaande uit een reeks thermische modules die in
een frame van geanodiseerd aluminium en gelakte panelen zijn
geïnstalleerd.
Het standaard product is geschikt voor de installatie binnen,
met verbranding bij geopende kamer; er kan omgevormd wor-
den in luchtdichte verbranding of in de versie voor installatie
buiten, met de montage van de specifieke accessoirekits die de
elektrische bescherming ervan verhogen tot de graad IPX5D.
De kasten zijn uitgerust met 2, 3 of 4 thermische elementen van
57 tot 131 kW, voor een totaal vermogen van 114 tot 524 kW, en zijn
beschikbaar in versies die aan elke thermische module circula-
tiepompen met een laag verbruik (P-versies) of tweewegklep-
pen (V-versies) associëren.
De modellen met wisselaar van 131 kW (270-2 P/V - 405-3 P/V
- 540-4 P/V) zijn voorzien voor de installatie in cascade, naast
elkaar, tot een maximum totaal van 10 thermische elementen
en een vermogen van 1310 kW.
Met het beste beheer van de verbranding zijn hoge rendemen-
ten (tot meer dan 109%, waarde berekend met de calorische
onderwaarde, in regime van condensatie) en lage verontreini-
gende uitstoten (Klasse 5 volgens UNI EN 297) mogelijk.
De belangrijkste technische kenmerken van het apparaat zijn:
− voorgemengde brander met een constante lucht-gas-
verhouding;
− warmtewisselaar van het spiraalvormige type, dubbele
spiraal met een gladde leiding in roestvrij staal om een
goede weerstand tegen corrosie en de mogelijkheid om
met hoge ∆t (tot 40°C) te garanderen waarmee de tijd
voor het bedrijfsklaar maken wordt verminderd;
− vermogen van 114 tot 524 kW;
− maximumtemperatuur op de rookgassenuitlaat 100°C;
− beheer en controle met behulp van een microprocessor
met autodiagnose die met een display wordt weergege-
ven en registratie van belangrijke fouten;
− antivriesfunctie;
− externe sonde voor de activering van de functie van de
klimaatregeling;
− voorbereiding voor omgevingsthermostaat/verzoek tot
warmte voor zones met hoge of lage temperatuur;
− mogelijkheid om een verwarmingscircuit en een pro-
ductiecircuit voor warm sanitair water met opslagtank te
beheren;
− circulatiepomp met hoge doeltreffendheid en hoge res-
terende prevalentie, op alle P-versies gemonteerd
1.4
Veiligheidsmechanismen
Alle functies van het thermische element worden elektronisch
gecontroleerd door een kaart die gehomologeerd is om veilig-
heidsfuncties met dubbele-processortechnologie uit te voeren.
Bij elke storing wordt het apparaat zelf uitgeschakeld en het
gasventiel wordt automatisch gesloten.
Op het watercircuit van elk thermisch element zijn de volgende
componenten geïnstalleerd:
− Veiligheidsthermostaat.
− Debietmeter die continu het debiet van het primaire cir-
cuit kan controleren en het apparaat kan stilleggen in-
dien het debiet te laag is.
− Temperatuursondes op de toevoer en de terugloop die
voortdurend het temperatuurverschil (∆t) tussen de in-
gaande en uitgaande vloeistof meten, en het mogelijk
maken voor de besturing om in te grijpen.
Op het verbrandingscircuit van elk thermisch element zijn de
volgende componenten geïnstalleerd:
− Elektromagnetisch gasventiel in klasse B+C, met pneu-
matische gasstroomcompensatie in functie van het in-
laatluchtdebiet.
− Ionisatie-elektrode voor de detectie.
− Temperatuursonde rookgassen.
− Op de collector van de thermische module is de Mini-
mumdrukschakelaar geïnstalleerd
9
De veiligheidsinrichting geeft een mogelijk gevaarlijke sto-
ring van de thermische module aan. Neem dus onmiddel-
lijk contact op met de Technische Klantenservice. Na even te
wachten kunt u proberen het apparaat terug in werking te
stellen (zie paragraaf "Eerste inbedrijfstelling").
9
De vervanging van veiligheidsinrichtingen moeten wordt
uitgevoerd door de Technische Klantenservice en er mogen
uitsluitend originele bestanddelen worden gebruikt. Raad-
pleeg de onderdelencatalogus die bij het apparaat hoort.
Controleer na de herstelling of het apparaat naar behoren
werkt.
0
Het apparaat mag nooit, ook niet tijdelijk, in werking wor-
den gesteld als de veiligheidsinrichtingen zijn uitgeschakeld
of hiermee geknoeid is.
5
ALGEMEEN