B e d i e n i n g
I n l e i d i n g
8
Om het Rad-
-systeem effectief te kunnen bedienen moet het apparaat goed zijn
ingesteld, en moet de bediener:
■ weten hoe de oximeter waarden verkrijgt (zie Pulsoximetrie in hoofdstuk 1);
■ vertrouwd zijn met de bedieningselementen en de werking ervan (zie hoofdstuk
2 - Beschrijving van het systeem);
■ bekend zijn met de status- en alarmberichten (zie hoofdstuk 5 - Alarmen en
meldingen en hoofdstuk 6 - Probleemoplossing).
B a s i s b e d i e n i n g
ALGEMENE INSTELLING EN GEBRUIK
1. Controleer de behuizing van de Rad-8 op schade.
2. Sluit een patiëntkabel of een directe sensorkabel aan op het Rad-
Zorg dat de kabel stevig is aangesloten en niet gedraaid, beschadigd of gerafeld is.
3. Als u een patiëntkabel gebruikt, selecteer dan een sensor die compatibel
8
is met de Rad-
Zie hoofdstuk 8, Sensoren en patiëntkabels. Controleer bij gebruik van een
kleefsensor of wegwerpsensor, of de straler (rood lichtje) en de detector juist zijn
afgesteld. Verwijder alle stoffen die de lichtoverbrenging tussen de lichtbron van
de sensor en de detector kunnen verstoren.
4. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de sensor voordat u de sensor op de
patiënt aanbrengt.
5. Breng de Masimo-sensor aan op de patiënt. Sluit de sensor op de patiëntkabel
aan met de logo's naast elkaar; zorg dat de verbinding goed gemaakt is.
6. Druk op de aan/uit-toets om de Rad-
7. Controleer of alle indicatoren op het voorpaneel even oplichten en of er een
geluidssignaal te horen is.
8. Ga na of er geen alarm- of foutmeldingen op het display op het voorpaneel
worden weergegeven (zie hoofdstuk 5 - Alarmen en meldingen).
9. Controleer of de LED het volgende weergeeft:
■
Modusinstelling: Standaard (Std) of Slaap (SLP) of Thuis (Hnn).
■
Alarmondergrens SpO 2 en alarmbovengrens SpO
■
Alarmondergrens hartfrequentie en alarmbovengrens hartfrequentie.
10. Verifieer op het display de meetwaarden voor de SpO
OPMERKING: op het numerieke display wordt "- - -" weergegeven totdat de
meetwaarden voor SpO
gestabiliseerd (dit duurt ongeveer 10 seconden).
11. Controleer de alarmgrensinstellingen op de LED. (Zie Instellingenmenu niveau
1 in dit hoofdstuk).
12. Controleer de werking van de alarmfuncties voor de patiënt door de
alarmbovengrenzen en alarmondergrenzen lager resp. hoger in te stellen dan de
afleeswaarden van de patiënt.
■
Er klinkt een akoestisch alarm.
■
De alarmbel knippert rood om een alarm met hoge prioriteit aan te geven.
■
De numerieke waarde van de overschreden alarmlimiet knippert op het LED-display.
Gebruikershandleiding Rad-8 Signal Extraction PulseOximeter
en de patiënt, voordat u deze aansluit op de patiëntkabel.
8
en de hartfrequentie zich hebben
2
in te schakelen.
,
2
en hartfrequentie.
2
8
-apparaat.
4
4-1