Bedieningstechnieken
260
Signalleringsschema
TEGENDRAAIEN
Leg een van uw handen op uw hoofd om aan te geven
welke rupsketting of wielen er achteruit moet(en) draaien.
Beweeg uw andere hand in een verticale cirkel om aan te
geven welke rupsketting of wielen er vooruit moet(en)
draaien.
V1065939
RIJDEN
Houd uw onderarm omhoog terwijl u met een gebalde vuist
de richting van de te maken bocht aangeeft. Beweeg uw
andere vuist in een verticale cirkel om de draairichting van
de rupsketting of de wielen aan te geven.
V1065942
NOODSTOP
Houd beide armen zijwaarts
uitgestrekt en zwaai met de
handpalmen omlaag uw
armen heen en weer.
V1065940
V1065922
MOTOR AFZETTEN
Haal uw duim of wijsvinger
langs de keel.
LANGZAAM BEWEGEN
Houd één hand stil voor de
hand waarmee u het
bewegingssignaal geeft. Op
de afbeelding wordt het
signaal voor langzaam
hijsen gegeven.
V1065941
STOPPEN
Houd een van beide armen
zijwaarts uitgestrekt en
beweeg met de handpalm
omlaag uw arm heen en
weer.