Bedieningsinstructies
160
Veiligheidsrichtlijnen bij bediening
handen en één voet of één hand en twee voeten.
Niet springen!
De deur dient gesloten te zijn.
Controleer of het hulpstuk op de juiste manier is
bevestigd en vergrendeld.
De trillingen (schudden) die ontstaan als met de
machine wordt gewerkt, kunnen schadelijk zijn
voor de machinist. U kunt dit beperken door:
- de stoel goed in te stellen en de
veiligheidsgordel goed vast te doen;
- de machine tijdens het uitvoeren van de
werkzaamheden neer te zetten op een zo vlak
mogelijke ondergrond (en indien nodig de
ondergrond vlak te maken);
- uw snelheid aan te passen.
Als u over een oneffen ondergrond rijdt, mag u de
machine niet meer dan 10° zijwaarts laten
overhellen.
De cabine is uitgerust met twee nooduitgangen:
de deur en de achterruit.
Loop en stap alleen op oppervlakken die zijn
voorzien van een antisliplaag.
Probeer tijdens onweersbuien niet in of uit de
machine te stappen.
- Blijf op geruime afstand van de machine, totdat
het onweer voorbij is.
- Zet als u in de cabine zit de motor af en blijf
zitten totdat het onweer voorbij is. Raak geen
bedieningselementen of metalen onderdelen
aan.
Bij alle werkzaamheden (rijden, graven, inladen,
hameren e.d.) dient de drukwielzijde aan de
voorkant van de machine te zitten om schade aan
het rijwerk te beperken als gevolg van een
verkeerde werkpositie.
Bij een DPF regeneratie;
- Zorg ervoor dat er geen brandbaar materiaal
om de machine zit, met name in het
motorcompartiment. Dit is belangrijk om
brandgevaar te voorkomen.
- Maak alle brandbare materialen van de
machine schoon. Zie bladzijden
329 voor gedetailleerde informatie.
- de machine naar een veilige locatie wordt
gereden als het risico bestaat dat mensen te
dichtbij komen. Verricht daarna de regeneratie.
272 , 327 en