Bedieningsinstructies
156
Maatregelen vóór en tijdens het rijden
Loop om de machine heen om te controleren of er
obstakels in de buurt van de machine zijn.
Controleer of spiegels en overige
zichtverbeterende voorzieningen in goede staat
verkeren, schoon zijn en goed zijn ingesteld.
Reinig een eventuele camera op de machine.
OPMERKING!
Zorg er bij het reinigen van de camera voor dat u
een passende ladder of een geschikt platform
gebruikt.
Controleer of de claxon, het achteruitrijsignaal en
het zwaailicht (extra) naar behoren werken.
Controleer of de uitvoerder regels en procedures
voor het werkterrein heeft opgesteld.
Houd de situatie rond de machine voortdurend in
het oog om eventuele obstakels te kunnen
signaleren.
Zorg dat er zich niemand in het werkgebied
ophoudt, dat wil zeggen in het gebied rond de
machine en binnen een straal van minstens 7 m
(23 ft) rond het maximale bereik van het hulpstuk.
Als er zich op grond van de opzet van de locatie
iemand binnen het werkgebied van de machine
moet bevinden, dient de machinist voorzichtig te
werk te gaan en de machine alleen te bedienen,
wanneer hij/zij deze persoon kan zien of wanneer
deze persoon, met duidelijke signalen, kenbaar
heeft gemaakt waar hij of zij zich bevindt.
Laat mensen nooit onder een geheven
aanbouwdeel of een hangende last staan of
eronderdoor lopen.