Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Scania DC16 Instructieboekje pagina 35

Xpi-industriemotor
Verberg thumbnails Zie ook voor DC16:
Inhoudsopgave

Advertenties

Koelvloeistoftemperatuur
BELANGRIJK!
Een buitensporige koelvloeistoftemperatuur kan
leiden tot motorschade.
De normale koelvloeistoftemperatuur tijdens be-
drijf is 90 tot 95 °C (194 tot 203 °F).
De alarmniveaus worden ingesteld in de motor-
regeleenheid. De standaardinstelling voor de
laagste en hoogste grenswaarden voor een hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur zijn respectieve-
lijk 95 °C/203 °F en 105 °C/221 °F. De volgende
functie is standaard als een alarm voor een hoge
koelvloeistoftemperatuur:
• Alarm en koppelafname bij de laagste grens-
waarde.
Afhankelijk van de motorconfiguratie zijn daar-
naast mogelijk de volgende alarmfuncties be-
schikbaar:
• Alleen alarm.
• Alarm en motoruitschakeling bij de hoogste
grenswaarde.
• Alarm, koppelafname bij de laagste grens-
waarde en motoruitschakeling bij de hoogste
grenswaarde.
• Alarm en motoruitschakeling bij de hoogste
grenswaarde met de mogelijkheid tot tijdelij-
ke overname van de regeling voor motoruit-
schakeling.
• Alarm, koppelafname bij de laagste grens-
waarde en motoruitschakeling bij de hoogste
grenswaarde met de mogelijkheid tot tijdelij-
ke overname van de regeling voor motoruit-
schakeling.
Als deze gedurende langere periode onder een
extreem lichte belasting draait, ondervindt de
motor mogelijk moeilijkheden bij het handhaven
van de koelvloeistoftemperatuur. Bij een hogere
belasting stijgt de koelvloeistoftemperatuur naar
de normale waarde.
OPM 300 nl-NL
Oliedruk
De normale oliedruk tijdens bedrijf is 3 - 6 bar
(43,5–87 psi). De laagste toegestane oliedruk bij
stationair draaien is 0,7 bar (10,2 psi).
Het motorregelsysteem geeft een alarm af bij de
volgende niveaus:
• Bij een motortoerental dat lager is dan
1.000 omw/min en een oliedruk die lager is
dan 0,7 bar (10,2 psi).
• Bij een motortoerental dat hoger is dan
1.000 omw/min en een oliedruk die lager is
dan 2,5 bar (36,3 psi) gedurende meer dan 3
seconden.
De volgende functie is standaard als een alarm
voor een onjuiste oliedruk:
• Alarm en koppelafname met 30%.
Afhankelijk van de motorconfiguratie zijn daar-
naast mogelijk de volgende alarmfuncties be-
schikbaar:
• Alleen alarm.
• Alarm en motoruitschakeling.
• Alarm en tijdelijke overname van de regeling
voor motoruitschakeling.
N.B.:
Hoge oliedruk (hoger dan 6 bar/87 psi) is nor-
maal als de motor koud is wanneer deze wordt
gestart.
Laadcontrolelamp
Als de lamp wordt ingeschakeld tijdens het be-
drijf: Controleer de aandrijfriem van de dynamo
aan de hand van de instructies in de sectie
drijfriem
Als de controlelamp voor laden blijft branden,
kan dat duiden op een dynamostoring of een sto-
ring in het elektrisch systeem.
35
©
Scania CV AB 2021, Sweden
controleren.
Starten en bedrijf
Aan-

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave