3. U stelt de lengte van de pompstang af door de
dubbele moeren op de stang in de juiste richting te
draaien, totdat de het wiel stil staat of iets achteruit
kruipt (Figuur 66).
4. Beweeg de rijhendel naar voren en naar achteren
en zet deze vervolgens in de neutraalstand. Het
wiel moet ophouden met draaien of iets achteruit
kruipen.
5. Zet de gashendel op SNEL. Het wiel moet stil
blijven staan of iets achteruit kruipen. Indien nodig
opnieuw afstellen.
6. Draai de borgmoeren op de kogelverbindingen vast
(Figuur 66).
Figuur 66
1. Dubbele moeren
2. Pompstang
3. Stelbout
4. Borgmoer
5. Kogelverbinding
6. Pompen
De beveiliging van het elektrische systeem zal
niet goed werken als de verbindingsdraad is
gemonteerd.
• Maak de verbindingsdraad los van de stekker
van de kabelboom en sluit de stekker aan op
de stoelschakelaar als de afstelling klaar is.
• Gebruik de machine nooit als de
verbindingsdraad is gemonteerd en de
stoelschakelaar is omgeleid.
7. Nadat de neutraalstand van beide pompen is
afgesteld, schakelt u de machine uit.
8. Maak de verbindingsdraad los van de stekker
van de kabelboom en sluit de stekker aan op de
stoelschakelaar.
9. Monteer de bevestigingsstang van de stoel en laat
de stoel neer.
10. Haal de kriksteunen weg.
53