Brandstoftank vullen
1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen.
2. Omgeving van beide brandstoftankdoppen reinigen
en doppen afnemen. Beide brandstoftanks vullen
tot 6–13 mm vanaf de onderkant van de hals van de
vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte
om uit te zetten. De brandstoftanks nooit helemaal
vullen.
3. Plaats de tankdoppen terug en zet ze goed vast.
Neem gemorste brandstof op.
4. Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit
mogelijk is. Dit beperkt mogelijke condensvorming
in de brandstoftank tot een minimum.
Motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik
neemt, moet u het oliepeil in het carter van de
motor controleren; zie Motoroliepeil controleren in
Onderhoud motor , bladz. 32.
Brandstoftanks wisselen
Belangrijk: Laat de machine nooit lopen totdat
er geen brandstof meer in de tank zit. Hierdoor
kan de motor schade oplopen, hetgeen ertoe kan
leiden dat het brandstofsysteem moet worden
gecontroleerd.
De brandstofafsluitklep bevindt zich achter de
linkerkant van de stoel.
De machine heeft twee brandstoftanks. Een
tank bevindt zich op de linkerkant en een tank
op de rechterkant. Elke tank is aangesloten op
de brandstofafsluitklep. Hiervandaan loopt een
gemeenschappelijke brandstofslang naar de motor
(Figuur 5).
Om de linker brandstoftank te gebruiken, moet u
de brandstofafsluitklep op LH (links) draaien. Om
de rechter brandstoftank te gebruiken, moet u de
brandstofafsluitklep op RH (rechts) draaien (Figuur 5).
Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine
transporteert of stalt.
1. Linker brandstoftank
De omkiepbeveiliging
(rolbeugel) gebruiken (ROPS,
Rollover Protection System)
Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen
als de machine omkiept: houd de rolbeugel in
de omhoog geklapte en vergrendelde positie en
doe de veiligheidsgordel om.
Controleer of het achterste deel van de stoel is
vastgezet met de stoelvergrendeling.
17
Figuur 5
2. Brandstofafsluitklep