Figuur 42
1. Sporingsknop
2. Hydraulische tank
3. Hydraulische pompen
Bandenspanning controleren
Controleer de spanning bij het ventiel om de
50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden (Figuur 43).
De achterbanden moeten een spanning van 83-97 kPa
(12-14 psi) hebben. Een ongelijke bandenspanning kan
leiden tot onregelmatige maairesultaten.
Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch
en hoeven niet op spanning te worden gehouden.
4. Draai in deze richting als
de machine naar links
trekt.
5. Draai in deze richting als
de machine naar rechts
trekt.
Gleufmoer van wielnaaf
controleren
Om de 500 bedrijfsuren controleren.
De gleufmoer moet worden aangedraaid met een torsie
van 170 Nm.
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te
verlaten.
3. Verwijder de borgpen.
4. Draai de gleufmoer aan met een torsie van 170 Nm
(Figuur 44).
1. Gleufmoer
2. Maximaal twee
schroefdraden zichtbaar
5. Controleer de afstand van de onderkant van de gleuf
in de moer tot de binnenrand van de opening. Er
mogen maximaal twee schroefdraden zichtbaar zijn
(Figuur 44).
40
Figuur 43
Figuur 44
3. Opening in as met
schroefdraad
4. Ring (indien nodig)