9 Toepassingsvoorbeelden
Inregeling
Linearisatie
Schaalverdeling
Relais
Werkingsprincipe
40
Voer de inregeling uit zoals beschreven in de handleiding van de
sensor. Op de regelaar zelf hoeft geen verdere inregeling te worden
uitgevoerd.
Om de procentuele vulhoeveelheid correct te kunnen weergeven,
moet een linearisatie worden uitgevoerd. Kies zoals beschreven in de
bijbehorende handleiding van de sensor de linearisatiecurve " Lig-
gende cilindrische tank". Op de regelaar zelf hoeft zo geen linearisatie
te worden uitgevoerd.
Om de vulhoeveelheid in liters aan te kunnen wijzen, moet in de
regelaar onder " Meetplaats - Schaalverdeling" als eenheid " Volume"
in liters worden ingesteld. Aansluitend volgt de waardetoekenning, in
dit voorbeeld 100 % 10000 liter en 0 % 0 liter.
De bedrijfsmodus van relais 3 moet op " Droogloopbeveiliging" wor-
den ingesteld. De schakelpunten worden als volgt ingesteld:
•
Inschakelpunt (schakelpunt Hi) 40 % ≙ 10,4 mA
•
Uitschakelpunt (schakelpunt Lo) 5 % ≙ 4,8 mA
In dit voorbeeld kan de tank zolang worden afgetapt, tot bij bereiken
van 5% het relais uitschakelt en dus de aftappomp uitschakelt. Neemt
het niveau weer toe tot boven 40%, dan wordt het relais ingeschakeld
en dus voor het aftappen weer vrijgegeven.
Informatie:
Het in- en uitschakelpunt van het relais mag niet op hetzelfde
schakelpunt worden ingesteld, omdat dit bij het bereiken van deze
drempel een constant in- en uitschakelen veroorzaakt. Daarom wordt
deze instelling ook niet aangenomen en wordt een bijbehorende fout-
melding uitgestuurd. Om ook bij een onrustig mediumoppervlak dit
effect te voorkomen, is een verschil (hysterese) van min. 5% tussen
de schakelpunten zinvol.
9.3 Pompsturing 1/2 (looptijdgestuurd)
De pompsturing 1/2 wordt gebruikt, om meerdere pompen met de-
zelfde functie afhankelijk van de momentele looptijd aan te sturen. De
pomp met de laagste looptijd wordt telkens ingeschakeld en de pomp
met de langste looptijd uitgeschakeld. Bij grotere vraag kunnen alle
pompen afhankelijk van de ingestelde schakelpunten ook tegelijker-
tijd draaien. Door deze maatregel wordt een evenwichtige belasting
van de pompen bereikt en de bedrijfsveiligheid wordt verhoogd.
Alle relais met geactiveerde pompbesturing zijn niet aan een bepaald
schakelpunt toegekend, maar worden afhankelijk van de momentele
bedrijfstijd in- of uitgeschakeld. De regelaar kiest bij het bereiken van
een inschakelpunt het relais met de kortste bedrijfstijd en bij het berei-
ken van een uitschakelpunt het relais met de langste bedrijfstijd.
Via de digitale ingangen kunnen bovendien eventuele storingsmeldin-
gen van de pompen worden verwerkt.
Bij deze pompsturing wordt onderscheid gemaakt tussen twee
varianten:
VEGAMET 391 • Met SIL-kwalificatie