Opheffen van storingen
Verwarmingssysteem
van de leiding
Alvorens enige procedure voor het opheffen van
storingen uit te voeren:
1. Ontlast de druk, zie blz. 26.
2. Zet de hoofdschakelaar UIT
PROBLEEM
De slang warmt op, maar warmt
trager op dan gewoonlijk of bereikt
de temperatuur niet.
De slang behoudt zijn temperatuur
niet tijdens het spuiten.
De leidingtemperatuur is hoger dan
de richttemperatuur.
24
.
OORZAAK
Omgevingstemperatuur is te laag.
VTS werkt niet of is niet correct
geïnstalleerd.
Lage voedingsspanning.
A- en B-richttemperaturen zijn te
laag.
Omgevingstemperatuur is te laag.
Stroom is te hoog.
De leiding was niet volledig
voorverwarmd.
Lage voedingsspanning.
De A- en/of
B-verwarmingsapparaten
oververhitten het materiaal.
Defecte thermokoppelaansluitingen. Controleer dat alle VTS-aansluitingen goed vastzitten en dat de
Rond de sensor voor de
materiaaltemperatuur ontbreekt de
isolatie of die isolatie is beschadigd.
Daardoor blijft de slangverwarming
constant AAN.
3. Laat de apparatuur afkoelen.
Problemen
Probeer de aanbevolen oplossingen in de opgegeven
volgorde voor elk probleem, om niet onnodig reparaties
uit te voeren. Bepaal of alle stroomonderbrekers,
schakelaars en knoppen goed ingesteld zijn en of de
bedrading correct is alvorens aan te nemen dat er een
probleem is.
Het verwarmingsysteem van de hulpleiding gebruiken.
Controleer de VTS, zie blz. 13.
De lijnspanning controleren. Een lage lijnspanning vermindert
aanzienlijk de stroom die beschikbaar is voor het
verwarmingssysteem van de slang, hetgeen een invloed heeft op
langere slangen.
Verhoog de A- en B-richttemperaturen. De leiding is ontworpen om
de temperatuur te behouden, niet om deze te verhogen.
A- en B-richttemperaturen verhogen om de vloeistoftemperatuur te
verhogen en deze stabiel te houden.
Kleinere mengkamer gebruiken. De druk verlagen.
Wacht tot de leiding opgewarmd is om de temperatuur voor het
spuiten aan te passen.
De lijnspanning controleren. Een lage lijnspanning vermindert
aanzienlijk de stroom die beschikbaar is voor het
verwarmingssysteem van de slang, hetgeen een invloed heeft op
langere slangen.
Controleer de primaire verwarmingsapparaten op een probleem met
een thermokoppel of defect element aangesloten op het
thermokoppel, zie blz. 13.
pennen van de connectoren proper zijn. Onderzoek de aansluiting
van de thermokoppels met de lange groene plug op de
besturingskaart van het verwarmingsapparaat. Koppel de bedrading
van de thermokoppel los en sluit ze opnieuw aan, verwijder al het
vuil. Koppel de lange groene connector op de besturingskaart van
het verwarmingsapparaat los en sluit deze opnieuw aan.
Zorg dat de bundel een isolatie heeft die gelijkmatig de hele lengte
bedekt, inclusief de koppelpunten.
OPLOSSING
313149ZAD