Hoofdstuk 7. Componenten op de systeemplaat
installeren
Als u wilt werken met de hardwarecomponenten op de systeemplaat, moet u eerst
de stekker uit het stopcontact halen en de kap van de computer verwijderen. Lees
vóórdat u binnenin het systeem gaat werken de "Veiligheidsrichtlijnen" op pagina
viii. Als u de kap van de computer nog niet hebt verwijderd, leest u "De
systeemeenheid openen" op pagina 44.
Om vrij toegang te hebben tot het gedeelte van de systeemplaat waarmee u wilt
werken, kan het nodig zijn dat u adapterkaarten of stations moet verwijderen. Als u
vrij toegang hebt tot de systeemplaat, kunt u werken met aansluitingen,
systeemgeheugenmodules en de systeembatterij.
Hebt u het installeren of verwijderen van hardware eenmaal voltooid en de kap weer
aangebracht, dan moet u het programma IBM BIOS Setup starten om de
instellingen bij te werken. De systeemplaat is per type machine verschillend. Zorg
dat u weet welk type machine u hebt voordat u probeert de onderdelen of
aansluitingen op de systeemplaat te herkennen.
In de volgende gedeelten vindt u instructies voor het installeren en vervangen van
hardwarecomponenten op de systeemplaat:
• "Onderdelen op de systeemplaat (machinetype 6266, 6270 en 6276)" op
pagina 70
• "PCI-aansluitingen en jumpers" op pagina 72
• "Het systeemgeheugen uitbreiden" op pagina 73
• "De systeembatterij vervangen" op pagina 75
• "De CMOS-instellingen bijwerken" op pagina 76
Hoofdstuk 7. Componenten op de systeemplaat installeren 69