Stations installeren
De computer beschikt over vier vakken of compartimenten waarin diverse soorten
stations kunnen worden geïnstalleerd.
Zie "De binnenkant van de systeemeenheid (desktopmodel)" op pagina 48 en "De
binnenkant van de systeemeenheid (microtower)" op pagina 50 voor informatie over
en de locatie van de stationsvakken.
Signaalkabels en aansluitingen
Als u een station installeert, moet u de signaalkabel (ook wel gegevens- of
datakabel genoemd) aansluiten op het station en op de systeemplaat. In de
volgende tabel ziet u een overzicht van de aansluitingen op de systeemplaat met
daarbij de stations die gebruik maken van die aansluitingen. U ziet dat de eerste
twee aansluitingen bedoeld zijn voor IDE/ATA ATAPI-stations (zoals vaste-
schijfstations en CD-ROM-stations. ), terwijl de derde aansluiting bedoeld is voor
stations die werken met een diskette-interface (zoals diskettestations en
bandstations).
In de volgende afbeelding ziet u de aansluitingen voor signaalkabels op de
systeemplaat:
Aansluiting op de
systeemplaat
Primaire IDE
Secundaire IDE
Vaste schijf
Als u de signaalkabel van een station aansluit op een van deze aansluitingen, let
dan goed op de indicator voor pinnetje 1 (meestal aangegeven met gekleurde
streepjes of puntjes) op de zijkant van de kabel, om er zeker van te zijn dat u de
kabel niet verkeerdom aansluit.
In uw computer zijn zowel de IDE- en diskette-aansluitingen op de systeemplaat als
de kabelstekkers voorzien van sleufjes en richels, zodat de stekker maar op één
manier past.
58
IBM Personal Computer Handboek voor de gebruiker
Type interface
IDE/ATA ATAPI
IDE/ATA ATAPI
Standaard diskette
Type station dat de aansluiting gebruikt
Voorkeurslocatie voor vaste-schijfstations.
Voorkeurslocatie voor een CD-ROM-station.
Diskette- en bandstations